ECLI:NL:RVS:2011:BQ8792

Raad van State

Datum uitspraak
22 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012369/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Klein Vink en de ontvankelijkheid van het beroep van appellant

In deze zaak heeft de Raad van State op 22 juni 2011 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Klein Vink" dat op 27 oktober 2010 door de raad van de gemeente Venlo is vastgesteld. Appellant, wonend te Arcen, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest voor overlast door een toename van verkeersintensiteit en de gevolgen voor de natuur in de omgeving. De raad van de gemeente Venlo heeft in zijn verweerschrift gesteld dat het plan geen negatieve gevolgen zal hebben voor de aanwezige diersoorten en dat er geen alternatieve locaties beschikbaar zijn voor de woningbouw. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op zitting behandeld op 27 mei 2011, waarbij zowel appellant als de raad vertegenwoordigd waren. Ook Roompot Recreatie Beheer B.V. was als partij aanwezig.

De Afdeling heeft overwogen dat appellant, ondanks zijn afstand tot het plangebied, een rechtstreeks belang heeft bij het besluit, waardoor zijn beroep ontvankelijk is. De Afdeling heeft verder vastgesteld dat het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van recreatiewoningen en een hotel, en dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. De argumenten van appellant over de negatieve effecten op de natuur en de verkeerssituatie zijn door de Afdeling niet overtuigend bevonden. De raad heeft voldoende onderbouwing geleverd dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de Natura 2000-gebieden en dat de verkeersafwikkeling adequaat is.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van appellant, voor zover ontvankelijk, ongegrond verklaard en het beroep tegen het plandeel met de bestemming "Water" niet-ontvankelijk verklaard. Er zijn geen proceskostenveroordelingen opgelegd. Deze uitspraak bevestigt de bevoegdheid van de gemeente om het bestemmingsplan vast te stellen, mits dit in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving.

Uitspraak

201012369/1/R1.
Datum uitspraak: 22 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Arcen, gemeente Venlo,
en
de raad van de gemeente Venlo,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 oktober 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Klein Vink" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Roompot Recreatie Beheer B.V. heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 mei 2011, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar Roompot Recreatie Beheer B.V., vertegenwoordigd door mr. H.H.B. Lamers, advocaat te Maastricht, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.1.1. [appellant] is woonachtig aan de Brandemolen, gelegen op een afstand van 400 meter van het plangebied en op een afstand van meer dan een kilometer van het plandeel met de bestemming "Wonen". Vanuit zijn woning heeft [appellant] geen direct zicht op gronden binnen het plangebied. De raad betoogt dat [appellant] derhalve geen rechtstreeks belang heeft bij het bestreden besluit.
2.1.2. [appellant] vreest overlast te zullen ondervinden door toeneming van de verkeersintensiteit. Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat het plan voor [appellant] nadelige effecten door verkeerstoeneming met zich zal brengen, nu [appellant] woonachtig is aan een nabij het plangebied gelegen weg. Hieruit volgt dat [appellant] een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang heeft en belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Het beroep van [appellant] is ontvankelijk.
2.2. Het plan betreft een juridische-planologische regeling voor recreatiepark Klein Vink en voorziet in de uitbreiding van het aantal recreatiewoningen, een hotel met 90 kamers en exclusieve woningbouw op 90 kavels.
2.3. Het beroep richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Wonen".
[appellant] stelt dat realisatie van het plan ten koste gaat van een natuurgebied, dat ten onrechte geen compensatie voor de beoogde woningbouw plaatsvindt en dat geen sprake is van een kwaliteitsverbetering, zoals is voorgeschreven in het provinciaal beleid. Volgens [appellant] ligt het plangebied midden tussen Natura 2000-gebieden en de Ecologische Hoofdstructuur en kunnen viervoetige wilde dieren zich door de bouw van woningen niet meer in noordelijke en zuidelijke richting verplaatsen. [appellant] voert voorts aan dat de raad ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar alternatieve locaties om de in het plan voorziene woningen te bouwen. Voorts heeft de raad volgens [appellant] niet onderkend dat realisatie van het plan zal leiden tot een verkeerstoename op de Brandemolen via de Dorperheideweg. De raad gaat volgens [appellant] ten onrechte uit van een niet reële verkeersafwikkeling via de Lingsforterweg en heeft in het plan ten onrechte geen rekening gehouden met de verkeersinvloed van de nabij gelegen camping de Maasvallei.
2.4. De raad stelt zich op het standpunt dat met het plan natuur die verloren is gegaan wordt teruggebracht, hetgeen een kwaliteitsverbetering inhoudt. Bij de totstandkoming van het plan zijn volgens de raad deskundigenrapporten opgesteld waaruit volgt dat het plan geen belemmering oplevert voor de aanwezige diersoorten en geen negatieve gevolgen heeft voor de beschermde Natura 2000-gebieden in de omgeving. Volgens de raad zijn voorts geen alternatieve locaties voor de in het plan voorziene woningen beschikbaar. De raad stelt zich voorts op het standpunt dat enkel de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het plan aan de orde kunnen komen en dat de Brandemolen geen logische route is voor het verkeer van en naar de in het plan voorziene woningen.
2.4.1. Ingevolge artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor wonen in vrijstaande woningen.
Ingevolge lid 6.2.1, onder g, dient een oppervlakte van minimaal 30 procent van het bouwperceel te worden ingericht als bos.
Ingevolge lid 6.2.2, voor zover thans van belang gelden voor het bouwen van woningen de volgende bepalingen:
a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 90;
b. de inhoud van een woning mag niet minder bedragen dan 800 kubieke meter;
c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 14 m.
2.4.2. Volgens het provinciaal beleid, vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg en de aanvulling 'Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering', wordt in Noord-Limburg ruimte gezien voor nieuwe clusters van bebouwing los van de contour. Het nieuwe cluster van woningen dient onderdeel te zijn van een meer integrale gebiedsontwikkeling, die gericht is op het versterken van de omgevingskwaliteit van het landelijk gebied door ontwikkeling van natuur en landschap, watersystemen, het opruimen van kassen of andere ontsierende bebouwing. In de plantoelichting staat dat het Limburgs Kwaliteitsmenu van toepassing is op het plangebied. Het doel van het Limburgs Kwaliteitsmenu is om gemeenten en provincie een instrumentarium in handen te geven om noodzakelijke of wenselijke ontwikkelingen in het buitengebied te kunnen combineren met gewenste kwaliteitsverbetering van datzelfde buitengebied.
2.4.3. De raad is bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet aan provinciaal beleid gebonden. Wel dient de raad daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken. In de plantoelichting staat dat het oorspronkelijke landschap binnen het plangebied als gevolg van ontgrondingen is aangetast en dat na realisatie van het plan door 'aankleding' van de plassen het landschap naar verwachting weer zal verbeteren. Aan de noord- en oostzijde van het plangebied wordt nieuw bos en struweel gerealiseerd, waardoor de buffer naar de omgeving wordt versterkt. Volgens de plantoelichting is groen in het plangebied een belangrijke kwaliteit, die wordt versterkt door kavelbeplanting. Voorts is niet in geschil dat de raad ter compensatie voor het plan circa 25 hectare grondgebied aan de zuidzijde van het plangebied in beheer heeft gegeven bij Limburgs landschap ter realisatie van natuurgebied. Gelet hierop bestaat grond voor het oordeel dat de raad het onder 2.4.2 genoemde provinciaal beleid dat is gericht op integrale gebiedsontwikkeling en kwaliteitverbetering van het buitengebied in de belangenafweging die aan het plan vooraf is gegaan, heeft betrokken.
2.4.4. Het plangebied grenst aan het Natura 2000-gebied Maasduinen en ligt voor een klein deel in de Ecologische Hoofdstructuur. Door Bureau Waardenburg B.V. is in het kader van de Flora- en faunawet drie keer een quick scan naar beschermde diersoorten op de planlocatie uitgevoerd, alsmede een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 naar de mogelijke effecten van realisatie van het plan op het Natura 2000-gebied Maasduinen, waarvan de resultaten zijn vastgelegd in het rapport 'Natuurtoets recreatiepark Klein Vink te Arcen' van 27 mei 2008. In dit rapport staat dat wordt verwacht dat realisatie van het plan geen afbreuk zal doen aan de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Maasduinen en geen negatieve effecten zal hebben op de Ecologische Hoofdstructuur. Voorts volgt uit dit rapport en uit het door Kragten opgestelde 'Advies das' van 14 september 2009 dat realisatie van het plan geen negatieve gevolgen zal hebben voor in het plangebied aanwezige beschermde diersoorten, waarbij enkele mitigerende of compenserende maatregelen zijn aanbevolen die volgens de plantoelichting in het plan zijn overgenomen. Door [appellant] wordt niet gemotiveerd betoogd dat voormelde rapporten niet op deugdelijke en zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. [appellant] heeft bovendien de inhoud van voormelde rapporten niet gemotiveerd betwist. De raad heeft zich derhalve in redelijkheid, onder verwijzing naar voormelde rapporten, op het standpunt kunnen stellen dat het plan geen negatieve gevolgen zal hebben voor het Natura 2000-gebied Maasduinen, de Ecologische Hoofdstructuur en de aanwezige beschermde diersoorten.
2.4.5. Voorts is volgens de raad de doelstelling van het plan om te voorzien in een nieuwe toevoeging aan de bestaande woonvoorraad voor een vermogende doelgroep die op zoek is naar luxe woningen in een landelijke omgeving. Hierbij heeft de raad verwezen naar de door ZKA Consultants opgestelde rapporten 'Economische effecten project Bad Arcen' van juni 2007 en 'Wonen in Maasduinen, kansen voor hoogwaardige markten' van juni 2008, geactualiseerd bij rapport van december 2009, waarin staat dat het plangebied, gezien de ligging, omgevingskwaliteiten en sociale structuur van de regio, potentieel sterk is voor het aantrekken van nieuwe doelgroepen die graag landelijk en geïndividualiseerd willen wonen. Gelet op deze doelstelling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de planlocatie geschikt is voor de doelgroep en een dergelijke locatie elders niet beschikbaar is.
2.4.6. In het door Arcus Projectontwikkeling B.V. verrichte verkeerskundig onderzoek 'Klein Vink' van 5 december 2008 staat dat realisatie van het plan nauwelijks tot geen invloed heeft op de verkeersafwikkeling van de Dorperheideweg. De raad heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat geen reden bestaat om aan te nemen dat sprake zal zijn van wezenlijk sluipverkeer via de Dorperheideweg over de Brandemolen, nu de ontsluiting van de in het plan voorziene woningen in zuidelijke richting zal verlopen via de Dorperheideweg en vervolgens de Lingsforterweg. In het door Breijn B.V. verrichte verkeerskundig onderzoek 'Klein Vink Verkeersstromen Brandemolen' van 10 mei 2011 staat dat de Brandemolen niet de meest logische routering is vanuit de Dorperheideweg en dat de in het plan voorziene uitbreiding van het aantal woningen zal zorgen voor naar schatting maximaal 135 extra motorvoertuigen per etmaal op de Brandemolen. Volgens dit onderzoek betreft het geschatte aantal extra motorvoertuigen per etmaal een 'worst case'-situatie zodat, anders dan [appellant] stelt, deze conclusie niet in strijd is met voormelde conclusie in het onderzoek van 5 december 2008. Anders dan [appellant] voorts stelt, is in de verkeerskundige onderzoeken al het verkeer op de Brandemolen geteld en is er geen sprake van dat bepaalde verkeersstromen, onder meer vanaf camping de Maasvallei, niet bij de onderzoeken zijn betrokken. [appellant] heeft de conclusies uit voormelde onderzoeken niet gemotiveerd bestreden. Nu de raad voorts heeft toegezegd dat hij de verkeerssituatie aan de Brandemolen zal monitoren en indien nodig verkeersmaatregelen zal nemen, kan de stelling van [appellant] dat realisatie van het plan zal leiden tot een ernstige verkeerstoename aan de Brandemolen niet slagen.
2.4.7. Ter zitting heeft [appellant] nog betoogd dat het plandeel met de bestemming "Water" in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. [appellant] heeft dit plandeel eerst na afloop van de beroepstermijn bestreden. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs zou moeten worden geoordeeld dat [appellant] met het indienen van deze beroepsgrond na afloop van de beroepstermijn niet in verzuim is geweest. Het beroep van [appellant] is in zoverre niet-ontvankelijk.
2.5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep, voor zover ontvankelijk, is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Water";
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Schaaf
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2011
523.