ECLI:NL:RVS:2011:BQ8786

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104398/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunningen voor golfbaan in Bovenkerkerpolder te Amstelveen

In deze zaak heeft de stichting Stichting Beschermers Amstelland hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 4 maart 2011 de beroepen van de stichting en anderen ongegrond verklaarde. Dit hoger beroep betreft de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen, die op 1, 2 en 6 april 2009 vijf reguliere bouwvergunningen verleenden voor de realisatie van een golfbaan in de Bovenkerkerpolder te Amstelveen. De stichting heeft op 14 april 2011 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, dat op 1 juni 2011 ter zitting is behandeld.

Tijdens de zitting zijn de stichting, vertegenwoordigd door hun voorzitter en advocaat, en het college, vertegenwoordigd door hun advocaten, verschenen. Ook de vergunninghoudster was aanwezig, vertegenwoordigd door haar gemachtigden en advocaat. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft vastgesteld dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend, en dat de rechtbank in eerste aanleg de beroepen ongegrond heeft verklaard.

De voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. De bouwvergunningen zijn in overeenstemming met de bestemming 'Recreatiedoeleinden' zoals vastgelegd in het bestemmingsplan. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 juni 2011.

Uitspraak

201104398/2/H1.
Datum uitspraak: 15 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de stichting Stichting Beschermers Amstelland (hierna: de stichting), gevestigd te Ouder-Amstel,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 maart 2011 in zaak nrs. 09/4245, 09/4260, 09/4266 en 09/4277 in het geding tussen:
de stichting en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 1, 2 en 6 april 2009 heeft het college aan [vergunninghoudster] vijf reguliere bouwvergunningen verleend ten behoeve van het realiseren van een golfbaan in de Bovenkerkerpolder te Amstelveen.
Bij besluit van 4 augustus 2009 heeft het college, voor zover thans van belang, het door de stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 maart 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de door de stichting en anderen daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2011, hoger beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2011, heeft de stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 juni 2011, waar de stichting, vertegenwoordigd door [voorzitter], bijgestaan door mr. L.D.H. Hamer, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. van der Kroft en mr. A.J. Tielbeke, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. J.C. van Oosten, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. R. Ridder, advocaat te Amsterdam, als belanghebbende gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt temeer indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg de tegen het besluit van 4 augustus 2009 ingestelde beroepen ongegrond heeft verklaard.
2.3. Hetgeen de stichting betoogt, geeft geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de bouwvergunningen niet mochten worden verleend. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.4. Ten behoeve van het realiseren van een golfbaan voorziet het bouwplan in het plaatsen van drie verdekte schuilhutten, het oprichten van afslaghutten met ecodaken, het plaatsen van verlichting ten behoeve van de driving range, het plaatsen van straatverplichting en het gedeeltelijk verbouwen van een boerderij tot ontvangstruimte.
2.5. Op grond van de ter plaatse als bestemmingsplan geldende "Herziening van het uitbreidingsplan in hoofdzaak gemeente Nieuwer-Amstel 1958" (hierna: het herzieningsplan) rust op de gronden de bestemming "Recreatiedoeleinden". In het herzieningsplan zijn voor deze bestemming geen doeleindenomschrijving, noch gebruiks- en bebouwingsvoorschriften opgenomen.
2.6. In hetgeen de stichting betoogt bestaat op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bouwplan, gelet op de plantoelichting, in overeenstemming is met de bestemming "Recreatiedoeleinden".
Voorts bestaat in hetgeen de stichting betoogt op voorhand evenmin aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de aanvullende werking van de Bouwverordening van de gemeente Amstelveen in dit geval niet leidt tot het oordeel dat deze in de weg staat aan het verlenen van de bouwvergunningen.
2.7. Gelet op het vorenstaande, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Graaff-Haasnoot
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2011
531.