ECLI:NL:RVS:2011:BQ8785

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102394/1/R1 en 201102394/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • P.A. Melse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'School Plein' en de gevolgen voor omwonenden

In deze zaak heeft de Raad van State op 14 juni 2011 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan 'School Plein', dat op 15 december 2010 door de raad van de gemeente Kerkrade is vastgesteld. [appellant], wonend te Kerkrade, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij vreest voor overlast door de nabijgelegen school. Hij heeft een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening, dat samen met het beroep is behandeld. De voorzitter heeft de zaak op 23 mei 2011 ter zitting behandeld, waarbij zowel [appellant] als vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig waren.

De voorzitter heeft overwogen dat het bestemmingsplan voorziet in de bouw van een school met 14 leslokalen, kinderopvang, een bibliotheek en een gymzaal. [appellant] heeft bezorgdheid geuit over de afname van bezonning, privacy en geluidoverlast. De raad heeft echter betoogd dat de afstand tussen de school en de woning van [appellant] voldoende is en dat de geluidnormen van het Activiteitenbesluit worden nageleefd. De voorzitter heeft vastgesteld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

De voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het besluit van de raad. Het beroep van [appellant] is ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. De voorzitter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de ambtenaar van staat.

Uitspraak

201102394/1/R1 en 201102394/2/R1.
Datum uitspraak: 14 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Kerkrade,
en
de raad van de gemeente Kerkrade,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "School Plein" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 februari 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 22 maart 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 februari 2011, heeft [appellant] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 mei 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. S. Oord, werkzaam bij DAS, en de raad, vertegenwoordigd door L.A. Jongen, T. Stratermans, M. Stevens en mr. S. Höppener, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van een school met 14 leslokalen aan het Plein te Kerkrade. De school zal tevens ruimte bieden aan kinderopvang, buitenschoolse opvang, een bibliotheek welke ten dienste van de school staat, en een gymzaal, welke tevens in de avonduren in gebruik zal zijn.
2.3. [appellant] woont op korte afstand van de voorziene school en vreest voor overlast.
2.4. [appellant] stelt dat de school op ongeveer 4 meter van zijn woning is voorzien en vreest daarom voor afname van bezonning. In dit kader betoogt hij dat de raad ten onrechte de conclusie trekt dat slechts in de winterperiode en in de namiddag afname van bezonning plaats zal vinden. Volgens [appellant] zullen zijn woning en tuin een groot deel van de dag in de schaduw komen te liggen.
Voorts bestaat volgens [appellant] de mogelijkheid van aantasting van zijn privacy door inkijk in zijn woning en zicht op zijn tuin vanwege de voorziene ramen in de zijmuur in de school, omdat het plan geen waarborg biedt voor matterend glas in de ramen die het zicht vanuit de school kunnen beperken.
Voorts vreest [appellant] voor geluidoverlast ten gevolge van de school. [appellant] kan zich niet vinden in de in het akoestisch onderzoek gebruikte kwalificatie voor het plangebied als gebiedstype 'gemengd gebied'. Verder stelt hij dat het menselijk stemgeluid in het milieuspoor weliswaar niet wordt getoetst, maar dat dit vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wel relevant kan zijn. Verder volgt uit het aanvullende akoestisch onderzoek dat de school niet op alle punten voldoet aan de geluidsvoorschriften van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit), waardoor een goed woon- en leefklimaat voor hem niet kan worden verzekerd.
Tot slot stelt [appellant] dat onduidelijk is waar de verkeerscijfers op gebaseerd zijn en of alle functies in de beoordeling zijn meegenomen. Hierdoor is niet duidelijk of in voldoende parkeergelegenheid zal worden voorzien en of derhalve aan de parkeernorm van het CROW kan worden voldaan.
2.5. Volgens de raad bedraagt de afstand tussen de voorziene school en de woning van [appellant] circa 6 meter aan de voorzijde en 7 meter aan de achterzijde. Aan de noordzijde, de kant waar de woning van [appellant] is gelegen, zijn ramen voorzien. Beoogd wordt hier matglas te gebruiken om het zicht naar binnen en buiten te beperken.
Naar aanleiding van de zienswijze van [appellant] is een bezonningsstudie uitgevoerd waaruit volgt dat aan de voorzijde nauwelijks verandering in bezonning zal optreden na realisatie van de school. Aan de achterzijde zal in het voor- en najaar vanaf de namiddag en in de winterperiode de bezonning verminderen. De raad acht dit echter niet ongebruikelijk in stedelijk gebied en betrekt hierbij dat in het onderzoek geen rekening is gehouden met aanwezige tuinafscheidingen en begroeiing, waardoor volgens de raad het verschil in bezonning in de praktijk nog kleiner zal zijn.
Voorts heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een 'gemengd gebied' als bedoeld in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure), daar in de nabije omgeving sprake is van een matige tot sterke functiemenging. De raad wijst hierbij onder meer op de aanwezigheid van kleinschalige bedrijvigheid, een spoorlijn en horeca. Aan de geadviseerde richtafstand van 10 meter wordt evenwel niet voldaan, maar de raad heeft zich in dit kader op het standpunt gesteld dat het maatschappelijk belang tot vestiging van de school in dit geval zwaarder dient te wegen dan het belang van de omwonenden bij het voortbestaan van de huidige situatie. Wel is de school zodanig voorzien dat de geluidhinder voor omwonenden zo beperkt mogelijk is. Uit het akoestisch onderzoek volgt echter dat de school voldoet aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit.
Het aantal van 150 auto's is gebaseerd op ervaringscijfers van de school en de kinderopvang, circa 320 tot 350 leerlingen zullen de school bezoeken. Het gaat hier om een worst-case scenario omdat een duidelijke scheiding van verkeer om kinderen te halen en te brengen is voorzien. Het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het gebruik van de gymzaal in de avonduren zal beperkt zijn, gelet op de grootte van de zaal. De bibliotheek betreft enkel een steunpunt voor de school en brengt geen extra verkeer met zich. Verder stelt de raad dat de bestaande parkeergelegenheid op het Plein opnieuw zal worden ingericht waarbij het huidige aantal parkeerplaatsen van 67 zal worden uitgebreid naar 75. Rekening houdend met de huidige bezettingsgraad van de parkeerplaatsen op het Plein heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien en dat voldaan zal worden aan de CROW-richtlijn van één parkeerplaats per lokaal.
2.6. [appellant] woont op het perceel [locatie]. Tussen zijn woning en de voorziene school bevindt zich nog een andere woning. De voorzitter stelt vast dat de afstand tussen de voorziene school en de perceelsgrens van [appellant] ongeveer 6 meter bedraagt, oplopend naar ruim 7 meter aan de achtergrens van zijn perceel.
2.6.1. Aan de gronden waarop de school is voorzien is onder meer de bestemming "Maatschappelijk (M)" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.2, sub 3.2.1, onder c, van de bij het plan behorende planregels bezien in samenhang met de verbeelding van het plan is op deze gronden een maximale bouwhoogte van deels 11 meter en deels 5 meter toegestaan.
2.6.2. Ten behoeve van het plan is door Frencken Scholl Architecten een bezonningsstudie, gedateerd 13 oktober 2010, uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn door [appellant] niet betwist. De conclusie van dit onderzoek is dat aan de voorzijde van de woning van [appellant] geen sprake zal zijn van verminderde bezonning als gevolg van de school. Aan de achterzijde van de woning zal in de namiddag de bezonning ten opzichte van de huidige situatie afnemen in het voor- en najaar en in de winterperiode. De raad heeft in redelijkheid ervan kunnen uitgaan dat de afname van de bezonning zodanig beperkt is dat geen onaanvaardbare verslechtering voor [appellant] zal ontstaan.
De voorzitter overweegt met betrekking tot het aspect privacy dat tussen de school en de woning van [appellant] zich nog een andere woning bevindt, en dat bij de maximale bouwhoogte rekening is gehouden met omwonenden, in zoverre dat ter hoogte van de achtertuin van [appellant] de bouwhoogte is verlaagd van 11 naar 5 meter. Een dergelijke bouwhoogte, evenals zicht op de tuin en de woning, acht de voorzitter in stedelijk gebied niet ongewoon. Met betrekking tot het ontbreken van een waarborg dat matglas in de ramen van de zijmuur van de school zal worden gebruikt, overweegt de voorzitter dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heft kunnen stellen dat voor het type glas geen afzonderlijke planregeling behoeft te worden opgenomen.
2.6.3. In het kader van het plan is door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV akoestisch onderzoek gedaan. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport 'Akoestisch onderzoek school Plein ten behoeve van de ruimtelijke procedure' van 28 oktober 2010 (hierna: het akoestisch onderzoek). In dit onderzoek is uitgegaan van de kwalificatie als gebiedstype 'gemengd gebied'. Blijkens de VNG-brochure wordt onder 'gemengd gebied' verstaan een gebied met een matige tot sterke functievermenging waarbij direct naast woningen andere functies voorkomen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Volgens de VNG-brochure is bij het omgevingstype 'gemengd gebied' een correctie van één afstandsstap mogelijk. Nu in het gebied verschillende functies voorkomen als wonen, detailhandel en bedrijven is de voorzitter van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat hier sprake is van een gemengd gebied, zodat een richtafstand van 10 meter als uitgangspunt geldt. Daar de afstand tussen de woning van [appellant] en de voorziene school minimaal 6 meter bedraagt, wordt aan deze richtafstand evenwel niet voldaan.
De conclusie van het akoestisch onderzoek is dat ter plaatse van de woning van [appellant] aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit kan worden voldaan. [appellant] stelt weliswaar terecht dat vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening het stemgeluid wel betrokken dient te worden bij de belangenafweging, maar uit het akoestisch onderzoek volgt dat ook met inachtneming van het stemgeluid ter plaatse van zijn woning de grenswaarden niet overschreden zullen worden. Gelet hierop heeft de raad zich naar het oordeel van de voorzitter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voor [appellant] in zoverre een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
2.6.4. In de zienswijzennota staat dat het aantal auto's is gebaseerd op ervaringscijfers, waarbij is uitgegaan van 320 tot 350 leerlingen, en een kinderopvang. Gelet hierop mist het betoog van [appellant] dat de herkomst van de gegevens onbekend is feitelijke grondslag. Verder waren tijdens meerdere steekproeven van de raad gemiddeld 25 tot 30 van de 69 parkeerplaatsen op het Plein bezet. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de steekproeven geen representatief beeld hebben opgeleverd.
Gelet op het voorgaande, in aanmerking genomen het voorziene aantal van 14 klaslokalen en de CROW-norm van één parkeerplaats per lokaal en nu de raad voornemens is het Plein opnieuw in te richten, waarbij het aantal parkeerplaatsen zal worden uitgebreid naar 75, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien. De voorzitter betrekt hierbij dat het halen en brengen van kinderen niet via de parkeergelegenheid op het Plein zal plaatsvinden maar plaatsvindt aan de zijde van de Calbertsweg en ter plaatse van de Spoorzoeker, dat de bibliotheek niet tot extra parkeerbehoefte leidt daar deze slechts voor de school bedoeld is en dat de extra parkeerbehoefte die de gymzaal met zich brengt geconcentreerd zal zijn in de avonduren, terwijl de parkeerbehoefte van de school juist overdag zal zijn. Hierdoor zal de parkeerbehoefte als gevolg van deze functies naar verwachting niet samenvallen.
2.7. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.8. Gelet hierop bestaat tevens aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Melse
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2011
191-667.