ECLI:NL:RVS:2011:BQ7952

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001192/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan en exploitatieplan Waterpark Veldwijk Noord te Hengelo

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 juni 2011 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan en het exploitatieplan voor het project "Waterpark Veldwijk Noord" in Hengelo. Het bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Hengelo op 10 november 2009, voorziet in de ontwikkeling van een waterrijk doe-park, een brede school en een multifunctionele accommodatie binnen een voormalig waterwingebied. De appellante, eigenaar van een perceel binnen dit gebied, heeft beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan, omdat hierin geen woningbouw is voorzien, wat zij als een schending van haar belangen beschouwt. De appellante baseert haar argumenten op een eerdere gemeentelijke nota die woningbouw in het gebied toestond, maar de raad heeft deze nota geactualiseerd en stelt dat de nieuwe nota geen woningbouw meer toelaat.

Tijdens de zitting op 21 april 2011 heeft de Afdeling de zaak behandeld. De appellante heeft haar beroepsgrond over het flora- en faunaonderzoek ingetrokken en de raad heeft zijn standpunt verdedigd dat de nieuwe nota en de structuurvisie de basis vormen voor het huidige beleid. De Afdeling oordeelt dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen woningbouw toe te staan, gezien de gewijzigde planologische inzichten en het belang van het behoud van de kwaliteiten van het waterwingebied.

Daarnaast heeft de appellante ook beroep ingesteld tegen het exploitatieplan, waarbij zij aanvoert dat de inbrengwaarde onjuist is vastgesteld. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat de raad terecht heeft aangenomen dat niet alle gronden in het exploitatiegebied op onteigeningsbasis zullen worden verworven en dat het exploitatieplan niet in strijd met het recht is vastgesteld. Uiteindelijk heeft de Afdeling beide beroepen ongegrond verklaard, waarmee de besluiten van de raad zijn bevestigd.

Uitspraak

201001192/1/R3.
Datum uitspraak: 15 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
en
de raad van de gemeente Hengelo,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 november 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Waterpark Veldwijk Noord" en het exploitatieplan "Waterpark Veldwijk Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 1 februari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 2 maart 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 april 2011, waar [appellante], vertegenwoordigd door K. Makkinga en mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Enschede, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.E.M. Wolsink, D.C. Bouwhuis-Zwierstra, S. Elferdink, F.W. Kosters en R.J.J. Platenkamp, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NS Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door mr. I.K. Roskam, als partij gehoord.
2. Overwegingen
Beroep tegen het bestemmingsplan
2.1. Ter zitting heeft [appellante] haar beroepsgrond, die inhoudt dat het "Flora- en faunaonderzoek Waterwinpark Veldwijk-Noord te Hengelo (Ov) (30 oktober 2009)" dat Eelerwoude B.V. in opdracht van de gemeente heeft uitgevoerd niet ter inzage heeft gelegen, ingetrokken.
2.2. Het bestemmingsplan voorziet in een zogenoemd waterrijk doe-park, een brede school en een multifunctionele accommodatie binnen een voormalig waterwingebied. [appellante] is eigenaar van het perceel, kadastraal bekend gemeente Hengelo, sectie […], nr. […]. Dit perceel ligt in het bestemmingsplangebied.
2.3. [appellante] heeft bezwaren tegen het plan omdat hierin niet is voorzien in woningbouw op haar perceel. In dit verband voert [appellante] aan dat de gemeentelijke nota "Stad en Milieu, Nota van Uitgangspunten & Programma van Eisen Zuidelijke Spoorzone" van mei 2003 (hierna: de nota uit 2003) woningbouw uitdrukkelijk toelaat binnen het voormalige waterwingebied waarin haar perceel ligt. Bij de aankoop van haar perceel in 2005 is [appellante] uitgegaan van deze nota. Doordat de raad bij het bestreden besluit echter is uitgegaan van de gemeentelijke "Nota van Uitgangspunten Veldwijk Noord Plus" van februari 2009 (hierna: de nota uit 2009), waarin woningbouw is uitgesloten, heeft hij ten onrechte geen rekening gehouden met haar aan de nota uit 2003 ontleende belang om op het perceel woningen te kunnen bouwen.
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de nota uit 2003 inmiddels is geactualiseerd door de nota uit 2009. Deze nota is een uitwerking van de gemeentelijke "Structuurvisie Hengelo 2030". Zowel in de nota uit 2009 als in de structuurvisie is het perceel niet aangewezen als mogelijke woningbouwlocatie. Voorts stelt de raad dat ruimtelijk beleid kan worden gewijzigd in verband met gewijzigde planologische inzichten. De nota uit 2009 is opgesteld omdat voortschrijdend inzicht heeft geleid tot een aangepaste invulling van het voormalige waterwingebied. Nog meer dan ten tijde van de nota uit 2003 wordt ingezet op het behouden en versterken van de bestaande kwaliteiten van het voormalige waterwingebied, waardoor de focus nog meer is komen te liggen op een groene invulling van het gebied.
2.3.2. In het vorige bestemmingsplan "Berflo Es", dat betrekking heeft op de gelijknamige wijk, waren aan het perceel de bestemmingen "Industrie" en "Openbaar groen" toegekend. Binnen deze bestemmingen was woningbouw niet mogelijk. De wijk Berflo Es bestaat uit diverse buurten. Het perceel ligt in de buurt "Veldwijk Noord" binnen een voormalig waterwingebied.
2.3.3. Uit de structuurvisie die de gemeenteraad heeft vastgesteld op 9 september 2008, volgt, voor zover hier van belang, dat in Veldwijk Noord een herstructurering wordt beoogd ten behoeve van een brede school, een multifunctioneel wijkcentrum, een woonzorgzone en een buurtwinkelcentrum.
Uit de nota uit 2009, die de gemeenteraad op 14 april 2009 heeft vastgesteld, volgt, voor zover hier van belang, dat de ontwikkeling van Veldwijk Noord wordt aangegrepen om het contact met het landschap te herstellen. Het voormalige waterwingebied wordt onderdeel van de oostelijke groene wig. Voorts biedt het historische waterwingebied de kans om, in samenhang met het herstel en de uitbreiding van het bekenstelsel, een waterrijk doe-park voor de hele Berflo Es te realiseren. Het park bouwt voort op bestaande ecologische kwaliteiten. Nieuwbouw blijft beperkt tot maximaal 6.500 m² brutovloeroppervlakte ten behoeve van onderwijs- en andere maatschappelijke voorzieningen.
2.3.4. Ten tijde van het vorige bestemmingsplan was op het perceel geen woningbouw mogelijk. Voorts is bij de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan aangesloten bij de nota uit 2009 en de structuurvisie. De Afdeling acht dit niet onredelijk. Hieruit vloeit voort dat het perceel van [appellante] niet voor woningbouw in aanmerking komt en in strijd is met dit beleid. De raad heeft aan het belang van [appellante] geen doorslaggevende betekenis behoeven toe te kennen en in dit belang geen aanleiding hoeven zien om van zijn geactualiseerde beleid af te wijken. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat beleidswijzigingen mogelijk zijn en dat de raad ten tijde van het bestreden besluit niet meer gebonden was aan de nota uit 2003.
Wat betreft de stelling van [appellante] ter zitting dat slechts financiële belangen van de gemeente aan het niet toestaan van woningbouw ten grondslag liggen, merkt de Afdeling op dat, gelet op hetgeen in het voorgaande is overwogen, deze stelling onjuist is.
2.3.5. [appellante] betoogt voorts dat de raad heeft gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel, omdat de toenmalige wethouder tijdens de vergadering van de commissie Fysiek op 22 januari 2009 uitlatingen heeft gedaan op grond waarvan zij erop mocht vertrouwen dat ter plaatse enige woningbouw mogelijk zou worden gemaakt.
2.3.6. Daargelaten of de door [appellante] bedoelde uitspraken kunnen worden opgevat als een toezegging ter plaatse woningbouw in beperkte mate toe te laten, staat vast dat deze uitspraken zijn gedaan door de wethouder en kunnen deze niet worden toegerekend aan de raad. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat [appellante] geen in rechte te honoreren toezegging is gedaan.
2.4. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het de vaststelling van het bestemmingsplan betreft, anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep tegen het bestemmingsplan is ongegrond.
Beroep tegen het exploitatieplan
2.5. Ter zitting heeft [appellante] haar beroepsgrond met betrekking tot de hoogte van het in het exploitatieplan opgenomen rentepercentage ingetrokken.
2.6. [appellante] betoogt dat in het exploitatieplan is uitgegaan van een onjuiste inbrengwaarde, nu deze is gebaseerd op de gedeeltelijke onteigening van haar perceel, terwijl de gemeente voornemens is het hele perceel te onteigenen. Zij voert aan dat de inbrengwaarde hierop moet worden gebaseerd.
2.6.1. Ingevolge artikel 6.13, vijfde lid, van de Wro, wordt, indien geen sprake is van onteigening, de inbrengwaarde van gronden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de artikelen 40b tot en met 40f van de onteigeningswet. Voor gronden welke onteigend zijn of waarvoor een onteigeningsbesluit is genomen, of welke op onteigeningsbasis zijn of worden verworven, is de inbrengwaarde gelijk aan de schadeloosstelling ingevolge de onteigeningswet.
2.6.2. De inbrengwaarde is geraamd op basis van de in opdracht van de gemeente door Kooiker Rentmeesterskantoor B.V. uitgevoerde onafhankelijke taxatie, neergelegd in het taxatierapport "Rapport vaststelling inbrengwaarde" van april 2009. Voor zover de inbrengwaarde van gronden is vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de artikelen 40b tot en met 40f van de onteigeningswet, heeft de raad ten tijde van het bestreden besluit in redelijkheid uit kunnen gaan van de veronderstelling dat niet alle gronden in het exploitatiegebied op onteigeningsbasis zullen worden verworven. Gelet hierop heeft de raad terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat sprake is van strijd met artikel 6.13, vijfde lid, van de onteigeningswet.
2.7. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd tegen het besluit tot vaststelling van het exploitatieplan ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het exploitatieplan is vastgesteld in strijd met het recht.
Het beroep tegen het exploitatieplan is ongegrond.
Proceskosten
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Kooijman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2011
177-605.