ECLI:NL:RVS:2011:BQ7951

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909927/1/M3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake wijzigingsplan bedrijventerrein De Hemrik te Leeuwarden

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden, dat op 27 oktober 2009 het wijzigingsplan "Bedrijventerrein De Hemrik/FVC-terrein" heeft vastgesteld. De appellant, handelend onder de naam Scheeps- en Jachtwerf Welgelegen, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellant betoogt dat het wijzigingsplan in strijd is met de Wet geluidhinder, omdat de toegestane geluidbelasting op de voorziene bedrijfswoningen overschreden wordt. Het college van burgemeester en wethouders stelt dat het wijzigingsplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, dat in rechte onaantastbaar is geworden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 maart 2011 ter zitting behandeld. De appellant heeft zijn standpunt toegelicht, ondersteund door een vertegenwoordiger van Metaalunie, terwijl het college werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente. De Afdeling heeft overwogen dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ter plaatse van een deel van het plangebied wordt overschreden, wat betekent dat het wijzigingsplan in strijd is met de Wet geluidhinder. De Afdeling concludeert dat het beroep gegrond is en vernietigt het besluit van het college, voor zover het betreft de aanduiding "bedrijfswoning toegestaan". Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant en het griffierecht.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor overheden om bij het vaststellen van bestemmingsplannen en wijzigingsplannen de geldende geluidsnormen in acht te nemen, en dat bij overschrijding van deze normen het besluit niet kan worden gehandhaafd. Dit heeft implicaties voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen en de bescherming van omwonenden tegen geluidshinder.

Uitspraak

200909927/1/M3.
Datum uitspraak: 15 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], handelend onder de naam Scheeps- en Jachtwerf Welgelegen, wonend te Leeuwarden,
en
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 oktober 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden het wijzigingsplan "Bedrijventerrein De Hemrik/FVC-terrein" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 15 januari 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 maart 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. E. van der Hoeven, werkzaam bij Metaalunie, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. de Noord, G.H. Beukelaar en ing. C.M.I. Elzerman, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De gronden van het plangebied zijn gelegen aan de zuidwestelijke zijde van het bedrijventerrein De Hemrik, worden in het noorden begrensd door de Planetenlaan en aan de west- en zuidzijde door het Woudmansdiep.
Met het wijzigingsplan wordt de bestemming "Doeleinden van sport en recreatie" die voor het terrein van de Friese Voetbal Club (hierna: het FVC-terrein) in het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Hemrik" (hierna: het bestemmingsplan) was opgenomen, gewijzigd in de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" met de aanduidingen "bedrijfsklasse I" en "bedrijfswoning toegestaan". Het wijzigingsplan voorziet in een bedrijventerrein voor bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 ingevolge de brochure Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de daarbij behorende bedrijfswoningen.
Verkeerslawaai
2.2. [appellant] betoogt dat een deel van de bedrijfswoningen is voorzien binnen de ingevolge de Wet geluidhinder rondom de Planetenlaan gelegen zone voor het wegverkeerslawaai, zodat de toegestane geluidbelasting ingevolge de Wet geluidhinder op deze woningen ten hoogste 48 dB mag bedragen. Nu deze waarde ruimschoots wordt overschreden, had het college het wijzigingsplan niet mogen vaststellen.
2.2.1. Het college betoogt dat het wijzigingsplan strekt tot wijziging van de bestemming van de gronden op grond van het bestemmingsplan en dat het bestemmingsplan in rechte onaantastbaar is geworden, terwijl geen besluit tot vaststelling van hogere waarden is genomen. Het college stelt dat ervan moet worden uitgegaan dat het bestemmingsplan destijds is goedgekeurd als waren wel hogere waarden ingevolge de Wet geluidhinder vastgesteld voor de bedrijfswoningen.
2.2.2. Ingevolge artikel 76 van de Wet geluidhinder (oud), wordt bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone de waarden in acht genomen, die ingevolge artikel 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.
Ingevolge artikel 82 is de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB.
2.2.3. De Afdeling constateert dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ter plaatse van een deel van het plangebied van het FVC-terrein wordt overschreden.
Uit artikel 76 van de Wet geluidhinder (oud) volgt dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet worden voldaan aan de in de Wet geluidhinder opgenomen grenswaarden. Ten tijde van het bestreden besluit gold dit, zoals onder meer uit de uitspraak van de Afdeling van 3 juli 2002, in zaaknr.
199901397/1volgt, evenzeer voor in het bestemmingsplan opgenomen flexibiliteitsbepalingen, zoals een wijzigingsbevoegdheid.
De Afdeling stelt vast dat ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geen hogere waarde dan de in artikel 82 van de Wet geluidhinder genoemde voorkeursgrenswaarde voor verkeerslawaai was vastgesteld voor de bij het wijzigingsplan toe te laten bedrijfswoningen. Bij de vaststelling van het wijzigingsplan moest derhalve de voorkeursgrenswaarde in acht worden genomen. Nu is gebleken dat op een deel van de woningen niet voldaan kan worden aan een geluidwaarde van 48 dB, is het wijzigingsplan in zoverre in strijd met de Wet geluidhinder vastgesteld.
Industrielawaai en bedrijfsvoering
2.3. [appellant] betoogt dat de in het plan voorziene woningbouwmogelijkheden ertoe leiden dat voor zijn bedrijf onvoldoende uitbreidings- en wijzigingsmogelijkheden bestaan; met het plan wordt de huidige bedrijfsvoering waarvoor vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend, als het ware bevroren. [appellant] voert aan dat concrete uitbreidingsplannen bestaan en wijst er op dat uit het rapport "Scheepswerf Welgelegen, Leeuwarden - Akoestisch onderzoek Wm", kenmerk I.2009.1516.00.R001 van 11 november 2010, volgt dat het college bij het wijzigingsplan een te optimistische voorstelling van zaken heeft gegeven van de geluidbelasting van de voorziene woningen. Volgens [appellant] is in het rapport "Akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting van alle bedrijven van het gezoneerde industrieterrein "De Hemrik" van 15 december 2009 (hierna: het onderzoeksrapport) dat het college ten grondslag heeft gelegd aan het besluit, ten onrechte geen rekening gehouden met de maximale geluidniveaus bij een representatieve bedrijfsvoering.
2.3.1. Het college stelt zich op het standpunt dat in het onderzoeksrapport naar voren komt dat de bedrijven die zijn gevestigd op het industrieterrein "De Hemrik", door de ontwikkeling van het FVC-terrein, niet in hun huidige en toekomstige activiteiten worden beperkt. In het onderzoek is volgens het college rekening gehouden met een uitbreiding van geluidveroorzakende activiteiten van scheepswerf Welgelegen.
2.3.2. Ingevolge artikel 1, van de Wet geluidhinder (oud) wordt onder industrieterrein verstaan: een terrein waaraan een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, insluit.
Ingevolge artikel 54, zijn de artikelen 41 tot en met 43 en 47 van overeenkomstige toepassing op het wijzigen of opheffen van een bestaande zone.
Ingevolge artikel 40, wordt, indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
Ingevolge artikel 41, eerste lid, kan een krachtens artikel 40 vastgestelde zone uitsluitend worden gewijzigd of opgeheven bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan, met dien verstande dat opheffing alleen kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het betrokken terrein zodanig is gewijzigd dat het geen industrieterrein meer is.
Ingevolge artikel 59, eerste lid, zijn met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, van de gevel van binnen de zone nieuw te bouwen en nog niet geprojecteerde woningen, de artikelen 44 en 45 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de vast te stellen waarde 55 dB(A) niet te boven mag gaan.
Ingevolge artikel 44, is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege het betrokken industrieterrein, van de gevel van woningen binnen een krachtens artikel 40 vast te stellen zone, behoudens artikel 45, 50 dB(A).
Ingevolge artikel 45, eerste lid, voor zover hier van belang, kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, bedoeld in artikel 44, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor geprojecteerde woningen 55 dB(A) niet te boven mag gaan.
2.3.3. De Afdeling stelt vast dat Scheepswerf Welgelegen op het gezoneerde industrieterrein is gelegen. De Afdeling stelt voorts vast dat, gelet op de definitie van industrieterrein in de Wet geluidhinder, de voorziene bedrijfswoningen niet op het gezoneerde industrieterrein zijn gelegen. De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het betrokken industrieterrein van de gevel van woningen binnen de geluidzone bedraagt derhalve, behoudens indien hogere waarden zijn vastgesteld, 50 dB(A). De Afdeling overweegt dat ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geen hogere grenswaarde dan de in artikel 44 van de Wet geluidhinder genoemde voorkeursgrenswaarde vanwege industrielawaai is vastgesteld voor de in het wijzigingsplan voorziene bedrijfswoningen.
In het onderzoeksrapport is geconcludeerd dat kan worden voldaan aan een geluidbelasting van 55 dB(A). Uit het onderzoeksrapport blijkt evenwel niet dat kan worden voldaan aan een geluidbelasting van 50 dB(A), zodat het wijzigingsplan in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering en daarmee in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is vastgesteld.
Conclusie
2.4. Gelet op de overwegingen 2.2.3 en 3.2.3 is het beroep gegrond, zodat het bestreden besluit reeds hierom dient te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
2.5. Het college wordt op na te melden wijze tot vergoeding van proceskosten veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden van 27 oktober 2009, voor zover het betreft de op de plankaart opgenomen aanduiding "bedrijfswoning toegestaan";
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden tot vergoeding van bij [appellant], handelend onder de naam Scheeps- en Jachtwerf Welgelegen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 924,71 (zegge: negenhonderdvierentwintig euro en eenenzeventig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden aan [appellant], handelend onder de naam Scheeps- en Jachtwerf Welgelegen het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. G.N. Roes en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Heusden
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2011
163-690.