201012699/1/H2.
Datum uitspraak: 15 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A], [appellant B], [appellant C], [appellant D], [appellant E], [appellant F], [appellant G], [appellant H], [appellant I], [appellant J], [appellant K], [appellant L] en [appellant M], allen wonend te Koedijk, gemeente Alkmaar, (hierna tezamen: [appellant] e.a.)
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 18 november 2010 in zaken nrs. 09/1229 en 09/1472 in het geding tussen:
I. [appellant] e.a.
II. De stichting Stichting Boerderijenstichting Noord-Holland, Vrienden van de Stolp, gevestigd te Bergen,
het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar.
Bij besluit van 24 april 2009 heeft het college aan de stichting Woningstichting Goed Wonen Noord-Kennemerland een vergunning verleend (hierna: de monumentenvergunning) voor het afbreken van de als beschermd gemeentelijk monument aangewezen restanten van een stolpboerderij aan de Kanaaldijk 264 te Alkmaar.
Bij uitspraak van 18 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] e.a. daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] e.a. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 25 januari 2011.
De woningstichting heeft een reactie ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2011, waar [appellant A], [appellant G] en [appellant B] in persoon, het college, vertegenwoordigd door mr. drs. V.M. Behrens en J. Tjon Jaw Chong, werkzaam bij de gemeente, en de woningstichting, vertegenwoordigd door haar directeur L.J. de Visser, zijn verschenen.
2.1. [appellant] e.a. betogen dat de rechtbank hun beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat zij geen belang meer hadden bij de behandeling van het beroep, nu de restanten van de stolpboerderij inmiddels zijn gesloopt. Zij voeren in de eerste plaats aan dat zij, anders dan de rechtbank heeft overwogen, tegen de vergunning van 22 december 2009 om de restanten van de stolpboerderij te slopen (hierna: de sloopvergunning) bezwaar hebben gemaakt en tegen het besluit op bezwaar van 21 december 2010 beroep hebben ingesteld. Zij voeren verder aan met hun beroep te beogen dat de stolpboerderij ter plaatse wordt herbouwd en dat daarom de monumentenbescherming voor het perceel Kanaaldijk 264 blijft bestaan.
2.1.1. Vast staat dat [appellant] e.a. bezwaar hebben gemaakt tegen de sloopvergunning en beroep hebben ingesteld tegen het op hun bezwaar genomen besluit. De overweging van de rechtbank dat tegen de sloopvergunning geen rechtsmiddelen zijn aangewend, is derhalve onjuist. Nu dit echter geen dragende overweging is voor de beslissing van de rechtbank, leidt dit niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Zoals ook door de rechtbank is overwogen, zijn de restanten van de stolpboerderij in april 2010 gesloopt en konden [appellant] e.a. daarom met hun beroep niet bereiken dat de restanten van de stolpboerderij behouden zouden blijven. [appellant] e.a. konden met hun beroep ook niet bereiken dat de stolpboerderij ter plaatse wordt herbouwd. De Alkmaarse Monumentenverordening 1994 bevat geen verplichting om een monument dat zonder een daartoe strekkende monumentenvergunning is gesloopt, te herbouwen. Vernietiging van de monumentenvergunning betekent daarom niet, dat de woonstichting verplicht is de stolpboerderij, of de restanten daarvan, te herbouwen of dat het college een dergelijke plicht aan de woonstichting kan opleggen.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het beroep van [appellant] e.a. terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat zij geen procesbelang meer hebben bij een behandeling daarvan. Hetgeen [appellant] e.a. voor het overige aanvoeren, kan reeds daarom onbesproken blijven.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Wieland
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2011