2. Overwegingen
2.1. In de overwegingen wordt onder de minister voor Immigratie en Asiel (hierna: de minister) tevens verstaan diens rechtsvoorgangers.
2.2. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen, indien de desbetreffende vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
2.2.1. De enige grief richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de minister zich er onvoldoende van heeft vergewist dat het door hem aan zijn besluit ten grondslag gelegd rapport van 15 januari 2009 van een vanwege het Bureau Land en Taal (hierna: het BLT) uitgevoerde taalanalyse (hierna: de taalanalyse) naar wijze van totstandkoming zorgvuldig is.
De minister voert daartoe aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de taalanalyse en de daaropvolgende reactie van het BLT van 14 mei 2009 op de zienswijze van de vreemdeling op het voornemen (hierna: de reactie op de zienswijze) specifiek zien op de taalsituatie in de regio Zummar in Centraal-Irak en dat het algemeen ambtsbericht Irak van de minister van Buitenlandse Zaken van juni 2008 (hierna: het ambtsbericht) ziet op de taalsituatie in het midden en zuiden van Irak, zodat het een ruimer gebied beslaat en dat derhalve geen sprake is van een motiveringsgebrek.
Voorts voert de minister aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de omstandigheid, dat in de reactie op de zienswijze melding wordt gemaakt van één zegsman uit de plaats Zummar, niet maakt dat de kennis van het BLT van de taalsituatie in de regio Zummar uitsluitend afkomstig is van deze zegsman. De conclusie van het BLT is gebaseerd op een algemeen beeld van de taalsituatie in de regio Zummar, aldus de minister.
2.2.2. Zoals uit vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 18 december 2009 in zaak nr. 200901087/1/V1, www.raadvanstate.nl) voortvloeit, kan de minister, indien bij hem twijfel is gerezen over de door een vreemdeling gestelde herkomst en als gevolg daarvan over diens gestelde identiteit en nationaliteit, door een taalanalyse te laten verrichten, de desbetreffende vreemdeling tegemoetkomen in de op hem ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 rustende last om het door hem gestelde aannemelijk te maken.
In beginsel mag ervan worden uitgegaan dat een vanwege de minister door het BLT verrichte taalanalyse tot stand is gekomen onder medeverantwoordelijkheid van een ter zake deskundige linguïst vanwie de kwaliteit voldoende is gewaarborgd en dat de ingeschakelde taalanalist op zorgvuldige wijze is geselecteerd en onder voortdurende kwaliteitscontrole staat. Niettemin dient de minister, indien en voor zover hij tot het laten verrichten van een taalanalyse overgaat en deze aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van te vergewissen dat de taalanalyse naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en – naar inhoud inzichtelijk en concludent is.
2.2.3. In het besluit van 4 juni 2009, gelezen in samenhang met het daarin ingelaste voornemen, heeft de minister zich, onder verwijzing naar de taalanalyse, op het standpunt gesteld dat aan de verklaring van de vreemdeling dat hij uit Zummar afkomstig is geen geloof kan worden gehecht. Volgens de taalanalyse is de vreemdeling op grond van zijn Koerdische spraak eenduidig te herleiden tot de grotere regio Mosul Duhok (Centraal Irak/Noord Irak), maar gelet op zijn zeer beperkte beheersing van het Arabisch eenduidig niet tot de regio Zummar in Centraal-Irak. Aan te nemen is volgens het BLT dat de vreemdeling het overgrote deel van zijn leven heeft doorgebracht in een omgeving waar Arabisch niet algemeen gangbaar is als voertaal in het dagelijks leven, zoals het Noord-Irakese deel van het aangegeven taalgebied.
In de reactie op de zienswijze heeft het BLT, onder het kopje "Taalsituatie in Zummar", verklaard dat het achtergrondinformatie over Zummar en omstreken heeft ingewonnen bij een legaal in Nederland verblijvende, etnisch Koerdische zegsman die in Zummar geboren en getogen is. Volgens deze zegsman is Arabisch in Zummar en omstreken algemeen gangbaar als taal in het dagelijks leven en zijn etnische Koerden in het gebied functioneel tweetalig en beheersen zij dus ook het Arabisch. Naar het oordeel van het BLT en de door hem ingeschakelde taalanalist beheerst de vreemdeling het Arabisch in te beperkte mate om aannemelijk te maken dat hij zijn gehele leven heeft doorgebracht in Zummar.
2.2.4. In het ambtsbericht is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
"Ten zuiden van de gebieden onder bestuur van Kurdistan Regional Government (KRG) is het Arabisch de algemene voertaal, met uitzondering van de plaatsen en streken waar veel Koerden (bijvoorbeeld Kirkuk) en Turkmenen (bijvoorbeeld Tall Afar) woonachtig zijn. Daar geldt het Koerdisch dan wel het Turkmeens vaak als voertaal. Onderwijs wordt buiten de KRG-gebieden overwegend in het Arabisch gegeven. In dit gebied woonachtige niet-Arabieren (zoals Koerden, Turkmenen en Armeniërs) zijn vaak ook, naast de taal van de minderheid waartoe zij behoren, in meer of mindere mate het Arabisch machtig (…)."