ECLI:NL:RVS:2011:BQ7450

Raad van State

Datum uitspraak
8 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012560/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Beusichem, Kom en de bouw van woningen achter de bebouwing aan de Markt

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Buren, waarbij het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Beusichem, Kom" is vastgesteld op 26 oktober 2010. De appellant, wonend te Beusichem, heeft beroep ingesteld omdat het plan geen mogelijkheid biedt voor de bouw van twee woningen op zijn perceel achter het pand [locatie 1]. De appellant stelt dat de bouw van deze woningen geen afbreuk doet aan het beschermd dorpsgezicht, omdat ze niet zichtbaar zullen zijn vanaf de Markt en de boomgaard achter het pand niet wordt aangetast. De raad van de gemeente Buren heeft echter betoogd dat de bouw van de woningen de cultuurhistorische waarde van het gebied zal aantasten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 27 april 2011, waarbij de appellant werd bijgestaan door een gemachtigde en de raad vertegenwoordigd was door P.A. Timmerman. De Afdeling overweegt dat de aan de gronden toegekende bestemmingen "Centrum" en "Waarde - Cultuurhistorie" het toevoegen van bebouwing ter plaatse uitsluiten, en dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bouw van de woningen leidt tot aantasting van de cultuurhistorische waarde van het gebied. De Afdeling concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201012560/1/R2.
Datum uitspraak: 8 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Beusichem, gemeente Buren,
en
de raad van de gemeente Buren,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Beusichem, Kom" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 april 2011, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door P.A. Timmerman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Met het plan wordt beoogd voorgaande bestemmingsplannen voor de kern Beusichem te verenigen en te actualiseren. Het plan is conserverend van aard.
2.2. [appellant] stelt zich op het standpunt dat het plan ten onrechte niet voorziet in de mogelijkheid twee woningen te bouwen op zijn perceel achter het pand [locatie 1] (hierna: het perceel).
[appellant] betoogt dat de bouw van de woningen geen afbreuk doet aan het beschermd dorpsgezicht. In dit kader wijst hij erop dat de woningen niet zichtbaar zullen zijn vanaf de Markt, in de plaats zullen komen van een loods en dat de boomgaard achter het pand [locatie 1] open en groen blijft.
Voorts stelt [appellant] dat in strijd met het gelijkheidsbeginsel is gehandeld, nu achter andere panden aan de Markt ook woningen zijn gebouwd die op dezelfde lijn liggen als de door hem gewenste woningen. In dit kader wijst hij op de woning op het perceel [locatie 2] en op twee woningen die achter een pand aan de noordzijde van de Markt zijn gebouwd.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat het beschermd dorpsgezicht zal worden aangetast door de bouw van de woningen op het perceel.
2.4. In de verbeelding is weergegeven dat aan het perceel met het pand [locatie 1] en de daarachterliggende gronden de bestemming "Centrum" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - fruitopslag" zijn toegekend. Tevens is hieraan de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.2.1., aanhef en onder c, van de planregels, mogen op gronden met de bestemming "Centrum" uitsluitend ten hoogste het bestaande aantal woningen worden gebouwd.
Ingevolge artikel 20, lid 20.1., van de planregels, zijn de voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden en nader zijn omschreven in de als bijlage bij de regels opgenomen "Toelichting beschermd dorpsgezicht".
Ingevolge artikel 20, lid 20.2., van de planregels, mogen op gronden met de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie" geen bouwwerken worden gebouwd.
2.4.1. Bij besluit van 8 augustus 1967 is de Markt van Beusichem, en het daaromheen liggende gebied, aangewezen als beschermd dorpsgezicht. In de "Toelichting beschermd dorpsgezicht" is een nadere typering van de te beschermen waarden opgenomen. In deze toelichting is vermeld dat de Markt vanwege de karakteristieke aanleg, de beplanting en de waardevolle bebouwing van een niet te onderschatten historische waarde is. Met de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht is beoogd de toestand waarin de Markt, en het daaromheen liggende gebied, zich bevindt volledig te conserveren. In het verweerschrift is vermeld dat de raad om de te beschermen waarden te waarborgen in het plan voor de bebouwing aan de Markt en de daarachter liggende gronden een verdeling heeft gemaakt in een zone voor hoofdgebouwen, een daarachterliggende zone waar bijgebouwen zijn toegestaan en een zone voor open erf. Hierdoor wordt beoogd de ruimtelijke opbouw van de bebouwing met achtererven die open en onbebouwd zijn te beschermen.
2.4.2. Niet in geschil is dat de gronden waarop [appellant] de woningen wenst te realiseren zijn gelegen achter de bebouwing aan de Markt. De aan deze gronden toegekende bestemmingen "Centrum" en "Waarde - Cultuurhistorie" sluiten het toevoegen van bebouwing ter plaatse uit. De raad heeft hiervoor gekozen in verband met het cultuurhistorische karakter van de Markt. Uit het plan blijkt dat de te beschermen cultuurhistorische waarden niet enkel de bebouwing aan de Markt betreffen, maar ook de manier waarop het marktplein is aangelegd, hoe bebouwing daaraan is gesitueerd en de indeling van de achter de bebouwing aan de Markt liggende percelen. Beoogd wordt de toestand waarin de Markt en het daaromheen liggende gebied zich bevinden, volledig te conserveren.
[appellant] heeft de cultuurhistorische waarde van het gebied en de noodzaak tot bescherming daarvan niet betwist. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bouw van de woningen leidt tot aantasting van de cultuurhistorische waarde van het gebied. Dat [appellant] de woningen wenst te realiseren achter de bebouwing aan de Markt op de locatie waar nu een loods staat aan het zicht onttrokken en dat de boomgaard achter het pand [locatie 1] niet wordt aangetast, leidt niet tot een ander oordeel. Er is dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het plan ten onrechte niet voorziet in de bouw van de woningen. Het betoog faalt.
2.4.3. Ten aanzien van de door [appellant] gemaakte vergelijking met woningen die achter andere panden aan de Markt zijn gebouwd, is het volgende gebleken. De woning op het perceel [locatie 2] is ongeveer 200 jaar oud, niet onder een bestemmingsplan gerealiseerd en gebouwd voordat de Markt en het daaromheen liggende gebied werd aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De woningen achter het pand aan de noordzijde van de Markt vallen buiten de begrenzing van het beschermd dorpsgezicht. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant] genoemde situaties niet overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie. Het betoog faalt.
2.5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de plandelen strekken ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Vogel-Carprieaux
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2011
458-694.