ECLI:NL:RVS:2011:BQ7435

Raad van State

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100922/1/R1 en 201100922/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • M.W. Wijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Brandweerkazerne Barendrecht en de gevolgen voor omwonenden

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Brandweerkazerne" dat op 7 december 2010 door de raad van de gemeente Barendrecht is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, wonend te Barendrecht, beroep ingesteld bij de Raad van State. De voorzitter heeft op 10 mei 2011 de verzoeken om een voorlopige voorziening behandeld. De appellanten vreesden voor geluidsoverlast door de nabijheid van de brandweerkazerne tot hun woningen. De raad heeft in zijn besluit gesteld dat de geluidsnormen, zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit, kunnen worden nageleefd, ondanks de korte afstand tot de woningen. De voorzitter oordeelt echter dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van de omwonenden. Het beroep van de tweede appellant is niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen zienswijze had ingediend tegen het ontwerpplan. Het beroep van de eerste appellant is gegrond verklaard, en het besluit van de raad is vernietigd wegens een gebrek aan deugdelijke motivering. De raad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de appellanten.

Uitspraak

201100922/1/R1 en 201100922/2/R1.
Datum uitspraak: 1 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op de beroepen, in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], wonend te Barendrecht,
2. [appellant sub 2], wonend te Barendrecht,
en
de raad van de gemeente Barendrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Brandweerkazerne" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 januari 2011, beroep ingesteld.
Voorts hebben [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 10 mei 2011, waar [appellanten sub 1], [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door M. Kitselar en A. Raaijmakers, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. E. Lems en mr. M.E. Verheijen, beiden advocaat te Barendrecht, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, vertegenwoordigd door mr. I. Bruijgom, A. Koedoot en H. Meijer, gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
[appellant sub 2]
2.2. Niet in geschil is dat [appellant sub 2] geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpplan. Ingevolge artikel 8:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Hiervan is de voorzitter niet gebleken. Voor zover de raad bij de bekendmaking van het besluit heeft gesteld dat belanghebbenden die zich pas bezwaard voelen door de wijziging ten opzichte van het ontwerpplan van hoofdstuk 4.4 en 4.9 als gevolg van het aangepaste akoestische rapport beroep kunnen instellen, is dit niet juist, nu dit gewijzigde onderdelen van de plantoelichting betreffen, die in tegenstelling tot de planregels en de verbeelding niet bindend is. Hierin wordt dan ook geen aanleiding gezien om te oordelen dat het niet indienen van een zienswijze niet aan [appellant sub 2] kan worden tegengeworpen.
2.3. Het beroep van [appellant sub 2] is niet-ontvankelijk.
2.4. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek van [appellant sub 2] om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. De raad heeft bij de bekendmaking van het bestreden besluit een onjuiste rechtsmiddelenvoorlichting toegepast. De voorzitter ziet daarin aanleiding te bepalen dat de raad aan [appellant sub 2] het door hem betaalde griffierecht vergoed.
[appellanten sub 1]
2.6. [appellanten sub 1] betogen dat de in het plan voorziene bestemming "Bedrijf- Brandweerkazerne" te dicht bij de omliggende woningen is voorzien, waardoor zij vrezen voor geluidsoverlast. Volgens [appellanten sub 1] heeft de raad onvoldoende gemotiveerd dat van de richtafstand zoals opgenomen in de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uitgegeven brochure "Bedrijven en milieuzonering" (hierna: de VNG-brochure) kon worden afgeweken.
2.6.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat van de in de VNG-brochure opgenomen afstanden kan worden afgeweken omdat uit het akoestisch rapport van 4 oktober 2010 van ing. G. van Pelt van AV-consulting blijkt dat aan de in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) opgenomen geluidsnormen bij de omliggende woningen kan worden voldaan. Daarbij heeft de raad erop gewezen dat op grond van artikel 2.22 van het Activiteitenbesluit bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau buiten beschouwing blijft het geluid als gevolg van het uitrukken van motorvoertuigen ten behoeve van brandbestrijding. Volgens de raad wordt daarmee ook voldaan aan paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de VNG-brochure. De raad heeft zijn besluit voorts gebaseerd op een locatieonderzoek van 10 december 2009, waaruit onderhavige locatie als meest geschikte naar voren is gekomen. Daarbij heeft de raad gewezen op het maatschappelijk belang van een locatie waar aan de normstelling voor aanrijtijden voor brandweerkazernes kan worden voldaan.
2.6.2. Het plan voorziet in de bestemming "Bedrijf- Brandweerkazerne" op de gronden naast De Baerne aan de 2e Barendrechtseweg te Barendrecht. De afstand tussen deze bestemming en de woning van [appellanten sub 1] aan de [locatie] bedraagt 12 meter en de afstand tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt 9 meter.
2.6.3. Ingevolge artikel 2.22, eerste lid, van het Activiteitenbesluit, zoals dat ten tijde hier van belang gold, blijft bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau LAmax, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19, 2.20 dan wel 6.12, buiten beschouwing het geluid als gevolg van het uitrukken van motorvoertuigen ten behoeve van ongevallenbestrijding en brandbestrijding en het vrijmaken van de weg na een ongeval.
2.6.4. Gelet op de locatie van de bestemming "Bedrijf- Brandweerkazerne" aan de 2e Barendrechtseweg, welke weg is aan te merken als een gebiedsontsluitingsweg, en de aanwezigheid van cultureel centrum De Baerne, is de voorzitter van oordeel dat sprake is van gemengd gebied als bedoeld in de VNG-brochure. De in de VNG-brochure aanbevolen afstand van een brandweerkazerne tot woningen in gemengd gebied is 30 meter. Vast staat dat niet kan worden voldaan aan deze afstand. De voorzitter acht de door de raad gegeven motivering voor het afwijken van deze richtafstand door het voorzien van de bestemming "Bedrijf- Brandweerkazerne" op een afstand van minimaal 9 meter tot de bestaande woningen niet toereikend. Naar het oordeel van de voorzitter heeft de raad zich onvoldoende rekenschap gegeven van de gevolgen van het realiseren van de brandweerkazerne voor het woon- en leefklimaat van de omwonenden. Daarbij acht de voorzitter van belang dat het gegeven dat op grond van artikel 2.22 van het Activiteitenbesluit het geluid als gevolg van het uitrukken van motorvoertuigen ten behoeve van brandbestrijding buiten beschouwing blijft, er niet aan afdoet dat de raad bij de beslissing omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan dergelijke geluidhinder voor omwonenden in het kader van de vereiste belangenafweging dient te betrekken. Voor zover de raad heeft gewezen op het voorbeeldtoetsingskader voor geluid in bijlage 5 van de VNG-brochure, heeft de raad naar het oordeel van de voorzitter niet aannemelijk gemaakt dat hieraan kan worden voldaan met inbegrip van de geluidsbelasting van het uitrukken bij calamiteiten. De stelling van de raad dat een brandweerkazerne op alle in het locatieonderzoek in aanmerking genomen locaties bij het uitrukken bij calamiteiten tot een sterke geluidsbelasting voor omwonenden zou leiden, kan er niet aan afdoen dat de gevolgen voor het woon- en leefklimaat op onderhavige locatie dienen te worden beoordeeld en in de belangenafweging te worden betrokken. Voorts is blijkens paragraaf 6.2 van het locatieonderzoek het woon- en leefklimaat daarbij niet als één van de beoordelingscriteria gehanteerd en is ter zitting naar voren gekomen dat op geen van de overige locaties de brandweerkazerne op een zo korte afstand tot woningen als in onderhavig plan zou worden voorzien.
2.7. In hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd ziet de voorzitter aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
2.8. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek van [appellanten sub 1] om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.9. De raad dient ten aanzien van [appellanten sub 1] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellanten sub 1] gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Barendrecht van 7 december 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Brandweerkazerne";
IV. wijst de verzoeken af;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Barendrecht tot vergoeding van bij [appellanten sub 1] in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 15,91 (zegge: vijftien euro en eenennegentig cent);
VI. gelast dat de raad van de gemeente Barendrecht aan appellanten het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 300,00 (zegge: driehonderd euro) voor [appellanten sub 1] voor de behandeling van het beroep en het verzoek en van € 300,00 (zegge: driehonderd euro) voor [appellant sub 2] voor de behandeling van het beroep en het verzoek vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2011
444.