201012479/1/H1.
Datum uitspraak: 1 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A], [appellant B], [appellant C] en [appellante D] (hierna: [appellant] en anderen), allen wonend te Oegstgeest,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 november 2010 in zaak nr. 09/6483 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest.
Bij besluit van 16 maart 2009 heeft het college aan [belanghebbende] bouwvergunning verleend voor het oprichten van twee woningen op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te Oegstgeest.
Bij besluit van 21 juli 2009 heeft het college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard en de verleende bouwvergunning in stand gelaten.
Bij uitspraak van 10 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, doch bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 20 januari 2011.
[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 mei 2011, waar [appellant] en anderen, bijgestaan door mr. W.J.E. van der Werf, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. A.C.M. Goud, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door mr. R.E. Gerritsen, advocaat te Schiphol Rijk, gehoord.
2.1. Het bouwplan ziet op het oprichten van twee nieuwe woningen op de percelen [locatie 1] en [locatie 2]. Het perceel [locatie 2] heeft thans het adres [locatie 3].
2.2. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet voldoet aan het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oudenhof en Clickenburgh" en het college aldus ten onrechte bouwvergunning daarvoor heeft verleend. Hiertoe voeren zij aan dat de naar de Paedtslaan gekeerde korte gevels van de te realiseren woningen niet als voorgevels in de zin van artikel 1.42 van de planvoorschriften zijn aan te merken en het bouwplan derhalve niet voldoet aan het vereiste in artikel 1.43 van de planvoorschriften dat de voorgevel van een hoofdgebouw in of achter de op de plankaart opgenomen voorgevelrooilijn ligt.
2.2.1. Ingevolge artikel 1.42 van de planvoorschriften is een voorgevel de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. Ingevolge artikel 1.43 van de planvoorschriften is de voorgevelrooilijn de op de kaart als zodanig aangegeven lijn, waarin of waar achter de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd.
2.2.2. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de naar de Paedtslaan gerichte korte gevels van de te realiseren woningen, gelet op de aard, functie, constructie en uitstraling daarvan als de meest belangrijke gevels zijn aan te merken en derhalve voorgevels in de zin van artikel 1.42 van de planvoorschriften zijn. Zij heeft in dit verband terecht overwogen dat het college van belang heeft kunnen achten dat de te realiseren woningen worden ontsloten via de Paedtslaan. Dat de opritten vanaf de Paedtslaan naar de bij de woningen behorende garages langs de lange gevels zijn voorzien, maakt niet, anders dan [appellant] en anderen voorstaan, dat de lange gevels als voorgevels moeten worden aangemerkt. Het is niet ongebruikelijk dat een oprit langs de zijgevel van een woning loopt. Voorts is met juistheid in aanmerking genomen dat in de directe omgeving van de te realiseren woningen meerdere woningen zijn gelegen waarvan de korte gevels, die naar de openbare weg zijn gekeerd, als voorgevels worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarnaast terecht overwogen dat het college ook op basis van het feit dat de naar de Paedtslaan gekeerde korte gevels bestaan uit brede raampartijen met daarachter leefruimten tot de conclusie heeft kunnen komen dat die gevels als belangrijkste gevels zijn aan te merken. De door [appellant] en anderen naar voren gebrachte omstandigheid dat de entrees van de te realiseren woningen zijn gesitueerd in de lange gevels heeft de rechtbank terecht niet tot een ander oordeel geleid.
Nu de korte naar de Paedtslaan gerichte gevels van de te realiseren woningen zijn aan te merken als voorgevels in de zin van artikel 1.42 van de planvoorschriften en zijn gelegen in dan wel achter de voorgevelrooilijn, heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het bouwplan voldoet aan het bepaalde in artikel 1.43 van de planvoorschriften en het college aldus terecht, gelet op het bepaalde in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet, voor het bouwplan bouwvergunning heeft verleend.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Heijninck, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Heijninck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2011