201101936/2/R3.
Datum uitspraak: 26 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Deurningen, gemeente Dinkelland,
de raad van de gemeente Dinkelland,
verweerder.
Bij besluit van 14 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Deurningen, Deurningerstraat 49 en Borgdijk ongenummerd" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 februari 2011, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 februari 2011, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 mei 2011, waar [verzoeker] en anderen, van wie [gemachtigde] in persoon en bijgestaan door mr. ing. A.J.G. Nijland, werkzaam bij Juridisch adviesbureau Nijland, en de raad, vertegenwoordigd door T.G.J. Snoeijink, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Verder zijn de stichting Stichting Ambiq, vertegenwoordigd door R.G.M. Nijhuis en mr. J. Hasper, en J.G. Boomkamp en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Agribo B.V., vertegenwoordigd door E.D.A. Wegdam, verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de mogelijkheid een woonzorgaccommodatie te realiseren ten behoeve van verblijf met behandeling voor jeugdigen met een lichtverstandelijke beperking en verblijf en dagbesteding voor (jong)volwassenen met een verstandelijke beperking. Hierbij wordt gebruik gemaakt van vrijkomende agrarische bebouwing. In het kader van de Rood-voor-Rood-regeling wordt ontsierende bebouwing gesaneerd en op de locatie Borgdijk ongenummerd een compensatiewoning opgericht. De karakteristieke bebouwing blijft gehandhaafd en wordt gerestaureerd.
2.3. De raad betwist dat [verzoeker] en anderen, met uitzondering van [partij A] en [partij B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [partij]), als belanghebbenden kunnen worden beschouwd, omdat zij allen op te grote afstand van de bestreden plandelen wonen en geen zicht hebben op die plandelen. Ten aanzien van [partij] stelt de raad dat hij tegen het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht.
2.3.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), voor zover hier van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3.2. [verzoeker] en anderen, met uitzondering van [partij], wonen allen op een afstand van ruim 200 m of meer van de gronden met de bestemming "Wonen" en "Maatschappelijk". Niet is gebleken dat zij vanuit hun woningen zicht hebben op betrokken plandelen. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op de bestreden plandelen mogelijk worden gemaakt, is deze afstand naar het oordeel van de voorzitter te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts hebben [verzoeker] en anderen geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang rechtstreeks door het besluit wordt geraakt. De voorzitter is ten slotte van oordeel dat [verzoeker] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat de ruimtelijke uitstraling van de woonzorgaccommodatie zodanig is dat zij als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kunnen worden aangemerkt. Dat de jongeren zich in de omgeving vrij kunnen bewegen is, gelet op hetgeen door [verzoeker] en anderen is aangevoerd, daarvoor onvoldoende. De door [verzoeker] en anderen aangehaalde uitspraken van de Afdeling van 8 oktober 2008, met zaak nr.
200706103/1en van 2 juni 2010, met zaak nr.
200808739/1/R2, kunnen niet tot een ander oordeel leiden, omdat in die gevallen de eventuele toename in verkeer invloed had op de kwaliteit van de directe woonomgeving. Daar is in dit geval geen sprake van. Ook de andere door [verzoeker] en anderen aangehaalde jurisprudentie ziet op andere situaties.
De voorzitter heeft dan ook de verwachting dat [verzoeker] en anderen, met uitzondering van [partij], in de bodemprocedure niet als belanghebbenden bij het bestreden besluit zullen worden aangemerkt en dat het beroep, voor zover door hen ingesteld, daarom niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2.3.3. Vast staat dat [partij] geen zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro, gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, regels of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden. Dit is slechts anders voor zover de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, dan wel indien een belanghebbende anderszins redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
2.3.4. De raad heeft het plan gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerp door in artikel 1 aan de begripsomschrijving van "woonzorgaccommodatie" de woorden "AWBZ gerelateerd" toe te voegen. Niet is gebleken dat [partij] anderszins het niet tijdig naar voren brengen van een zienswijze redelijkerwijs niet kan worden verweten. Gelet op het vorenstaande verwacht de voorzitter dat het beroep van [partij], voor zover het niet ziet op de gewijzigde vaststelling, in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2.4. Voor zover het verzoek zich richt tegen de toevoeging van de woorden "AWBZ gerelateerd" aan de begripsomschrijving van "woonzorgaccommodatie" in artikel 1 van de planregels overweegt de voorzitter dat ter zitting naar voren is gekomen dat de aanwezige voormalige agrarische bebouwing gerenoveerd moet worden alvorens deze in gebruik kan worden genomen. Ter zitting hebben Ambiq, initiatiefnemer van de woonzorgaccommodatie, en de raad verklaard dat zij zijn overeengekomen dat hiermee pas zal worden begonnen op het moment dat het plan onherroepelijk is geworden. De voorzitter verstaat dit aldus dat geen aanvragen voor een omgevingsvergunning voor bouwen zullen worden ingediend voordat het plan onherroepelijk is geworden, zodat geoordeeld moet worden dat er geen spoedeisend belang is.
2.5. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2011