ECLI:NL:RVS:2011:BQ5946

Raad van State

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009589/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren ongegrond werd verklaard. Het college had op 9 september 2008 een last onder dwangsom opgelegd aan [appellant] en [belanghebbende], waarbij hen werd gelast het gebruik van gronden met de bestemming 'Weide van Landschappelijke, Cultuurhistorische en Natuurwetenschappelijke Waarden' als beeldentuin te staken. Dit besluit volgde op eerdere verzoeken van A.J. Six om handhaving, die door het college waren afgewezen. De rechtbank had in haar uitspraak van 26 augustus 2010 geoordeeld dat het college terecht had gehandeld, maar [appellant] was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 19 april 2011 behandeld. [appellant] betoogde dat de last te verstrekkend was, omdat eerdere verzoeken om handhaving door het college waren afgewezen en deze besluiten onherroepelijk waren. De Afdeling oordeelde dat het college had moeten handelen in overeenstemming met eerdere uitspraken van de rechtbank, die het college had opgedragen om nieuwe besluiten op bezwaar te nemen. In plaats daarvan had het college een nieuw primair besluit genomen, wat niet correct was.

De Afdeling concludeerde dat het besluit van 9 september 2008 als een nieuw besluit op bezwaar moest worden aangemerkt en dat het college de bezwaren van [appellant] niet correct had behandeld. De rechtbank had niet onderkend dat het college in strijd met de Algemene wet bestuursrecht had gehandeld door de last onder dwangsom op te leggen zonder de stelling van Six te onderzoeken. Het hoger beroep van [appellant] werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de besluiten van het college werden ongeldig verklaard. Het college werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling.

Uitspraak

201009589/1/H1.
Datum uitspraak: 25 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te 's-Graveland, gemeente Wijdemeren,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 augustus 2010 in zaken nrs. 09/1612, 09/2959 en 09/3059 in het geding tussen onder meer:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 september 2008 heeft het college [appellant] en [belanghebbende] onder oplegging van een dwangsom gelast het gebruik van de gronden met de bestemming "Weide van Landschappelijke, Cultuurhistorische en Natuurwetenschappelijke Waarden" als beeldentuin op het perceel [locatie] te 's-Graveland (hierna: het perceel) te staken en gestaakt te houden.
Bij besluit van 26 mei 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 augustus 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 oktober 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 26 oktober 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. C. Lubben, rechtsbijstandverlener, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.C. Meijer, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de last te verstrekkend is, nu het college eerdere verzoeken van A.J. Six om handhaving ter zake van de beeldentuin heeft afgewezen en die besluiten onherroepelijk zijn.
2.1.2. Bij besluit van 20 januari 2003 heeft het college het verzoek van Six om handhavend op te treden tegen onder meer de beeldentuin afgewezen. Dat besluit is onherroepelijk. De daarna door Six gedane verzoeken om handhaving met betrekking tot de beeldentuin heeft het college bij besluiten van 29 januari 2004 en 24 augustus 2004 afgewezen. In de besluiten op bezwaar van 17 augustus 2004 en 12 april 2005 heeft het college deze afwijzingen gehandhaafd en overwogen dat sprake is van herhaalde aanvragen en van nieuwe feiten of omstandigheden niet is gebleken.
De rechtbank heeft bij uitspraken van 14 september 2006, in zaaknrs. 04/5017 en 05/2548, ten aanzien van die besluiten op bezwaar overwogen dat het college ten onrechte heeft nagelaten de juistheid van de stelling van Six, dat sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in die zin dat het aantal gereed staande sokkels is uitgebreid, te onderzoeken. De rechtbank heeft vervolgens de besluiten op bezwaar van 17 augustus 2004 en 12 april 2005 vernietigd en bepaald dat het college met inachtneming van hetgeen in de uitspraken is overwogen nieuwe besluiten op bezwaar dient te nemen.
2.1.3. Het college had ter uitvoering van die uitspraken nieuwe besluiten op bezwaar moeten nemen in plaats van onder meer dit nieuwe primaire besluit van 9 september 2008. Op de grondslag van deze bezwaren had ingevolge artikel 7:11 van de Awb een heroverweging van de primaire besluiten van 29 januari 2004 en 24 augustus 2004 moeten plaatsvinden.
De Afdeling merkt het besluit van 9 september 2008 daarom aan als het nieuwe besluit op bezwaar. Het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 9 september 2008 had als beroep moeten worden doorgezonden naar de rechtbank. In plaats daarvan heeft het college de bezwaren zelf in behandeling genomen. Nu voor een nieuw besluit op bezwaar geen plaats was, dient het besluit van 26 mei 2009 te worden vernietigd.
Voorts heeft het college niet met inachtneming van de uitspraken van de rechtbank van 14 september 2006 het besluit op bezwaar van 9 september 2008 genomen. Het heeft de last onder dwangsom opgelegd zonder zoals de rechtbank had opgedragen de juistheid van de stelling van Six te onderzoeken dat er nieuw gebleken feiten of omstandigheden zijn, in die zin dat het aantal gereed staande sokkels is uitgebreid sinds het eerdere onherroepelijke besluit van 20 januari 2003, die oplegging van een dergelijke last rechtvaardigen. Het besluit op bezwaar van 9 september 2008 is derhalve in strijd met artikel 3:2 van de Awb genomen. De rechtbank heeft dat niet onderkend.
Het betoog slaagt.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit op bezwaar van 9 september 2008 alsnog gegrond verklaren en de besluiten van 9 september 2008 en 26 mei 2009 vernietigen. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.3. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 augustus 2010 in zaak nr. 09/2959;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren van 9 september 2008, kenmerk B/84175/080828/ROOSD en van 26 mei 2009, kenmerk B/02974/090527/MH;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren voor vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgenomen proceskosten tot een bedrag van € 1518,00 (zegge: vijftienhonderdenachttieneuro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 374,00 (zegge: driehonderdenvierenzeventigeuro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2011
414-564