ECLI:NL:RVS:2011:BQ5915

Raad van State

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009389/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • R.F.J. Bindels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kindertoeslag en kindgebonden budget door de Belastingdienst

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 19 augustus 2010. De Belastingdienst had bij besluit van 17 september 2009 de voor 2008 aan [appellant] toegekende kindertoeslag herzien en € 484,00 aan voorschot teruggevorderd. Daarnaast werd bij besluit van 18 september 2009 het kindgebonden budget voor 2009 herzien, met een terugvordering van € 534,00. De Belastingdienst verklaarde de bezwaren van [appellant] tegen deze besluiten ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 19 augustus 2010, waarop [appellant] hoger beroep instelde bij de Raad van State op 28 september 2010.

De Raad van State heeft de zaak op 11 mei 2011 behandeld. In de overwegingen werd ingegaan op de toepasselijkheid van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, waarbij het toetsingsinkomen van [appellant] en zijn partner in aanmerking moet worden genomen. De besluiten van de Belastingdienst waren genomen op basis van onjuiste gegevens bij de berekening van de voorschotten. [appellant] betoogde dat de rechtbank had miskend dat de Belastingdienst rekening moest houden met het inkomen van zijn partner. De Raad van State oordeelde echter dat, gezien het toetsingsinkomen, [appellant] niet in aanmerking kwam voor de kindertoeslag en het kindgebonden budget.

Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 25 mei 2011, door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, in naam der Koningin.

Uitspraak

201009389/1/H2.
Datum uitspraak: 25 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Purmerend,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) van 19 augustus 2010 in zaak nr. 10/1666 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de Belastingdienst).
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 september 2009 heeft de Belastingdienst de voor 2008 aan [appellant] toegekende kindertoeslag herzien en € 484,00 aan voorschot van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 18 september 2009 heeft zij voorts het kindgebonden budget voor 2009 herzien en € 534,00 aan voorschot van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 25 februari 2010 heeft de Belastingdienst de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 augustus 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 september 2010, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 11 mei 2011.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt ter bepaling van de draagkracht voor de toepassing van een inkomensafhankelijke regeling het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 8, van de belanghebbende en dat van zijn partner in aanmerking genomen.
2.2. De besluiten van 17 en 18 september 2009 zijn genomen, omdat bij de berekening van de voorschotten niet is uitgegaan van de juiste gegevens.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst op grond van de onderzoeksplicht bij het vaststellen van de voorschotten rekening moest houden met het inkomen van zijn partner en hem dit nu niet kan worden tegengeworpen.
Voorts voert hij aan dat de rechtbank ten onrechte niet heeft gemotiveerd, waarom zijn overige beroepsgronden niet tot het oordeel hebben geleid dat de Belastingdienst niet tot herziening mocht besluiten.
2.3.1. Niet in geschil is dat [appellant], gezien het toetsingsinkomen van hem en zijn partner, niet in aanmerking komt voor een kindertoeslag voor 2008 en kindgebonden budget voor 2009.
2.3.2. Nu een voorschot wordt herzien, indien blijkt dat het tot een hoger bedrag is toegekend, dan dat waarop de tegemoetkoming wordt vastgesteld en, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, een voorschot niet met zich brengt dat aanspraak op toeslag of budget bestaat, faalt het betoog.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2011
85-705.