201009219/1/H2.
Datum uitspraak: 25 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Apeldoorn,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) van 11 augustus 2010 in zaak nr. 09/780 in het geding tussen:
de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de Belastingdienst).
Bij besluit van 19 februari 2009 heeft de Belastingdienst de zorgtoeslag van [appellant] over het berekeningsjaar 2006 definitief vastgesteld op € 217,00 en € 186,00 als teveel uitgekeerd van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 13 mei 2009, herzien bij besluit van 26 november 2009, heeft de Belastingdienst het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 augustus 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] tegen het uitblijven van een besluit op bezwaar ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 26 november 2009, ongegrond. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2010, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 11 mei 2011.
2.1. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) kent de Belastingdienst, indien ten name van de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner over het berekeningsjaar een aanslag inkomstenbelasting of een beschikking ter zake van een niet in Nederland belastbaar inkomen wordt vastgesteld, de tegemoetkoming met betrekking tot dat berekeningsjaar toe binnen acht weken na de vaststelling van de laatste in dit kader van belang zijnde aanslag of beschikking.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, herziet de Belastingdienst, indien na de toekenning van de tegemoetkoming uit een wijziging van een verzamelinkomen, belastbaar loon of een niet in Nederland belastbaar inkomen of uit een eerste vaststelling van een verzamelinkomen of een niet in Nederland belastbaar inkomen blijkt dat de tegemoetkoming tot een te hoog of te laag bedrag is toegekend, de tegemoetkoming met inachtneming van die wijziging of vaststelling.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst haar niet alle relevante stukken heeft verstrekt en zij niet onafhankelijk is. Verder heeft zij geen gehoor gegeven aan zijn verzoek duidelijkheid te verschaffen over de plaats en het tijdstip van de zitting. Ook heeft de rechtbank miskend dat hij wel belang heeft bij het door hem tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar ingestelde beroep.
2.2.1. [appellant] heeft zijn stelling dat de Belastingdienst relevante stukken niet aan de rechtbank heeft verstrekt niet nader toegelicht. Dit betoog faalt.
2.2.2. Een wrakingsverzoek is door de wrakingskamer van de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. [appellant] heeft zijn stelling dat de behandelend rechter van de rechtbank niet integer is, niet nader toegelicht. Ook dit betoog faalt.
2.2.3. Op 20 mei 2010 heeft de rechtbank een uitnodiging verzonden aan [appellant] om aanwezig te zijn ter zitting op 8 juli 2010, met vermelding van tijdstip en plaats. Bij brief van 25 mei 2010 heeft zij een uitnodiging verzonden met de herziene datum van 15 juli 2010, onder vermelding dat het tijdstip ongewijzigd bleef. De rechtbank heeft hiermee duidelijkheid verschaft over de datum, plaats en tijd waarop de zitting zou plaatsvinden, zodat dit betoog reeds hierom faalt.
2.2.4. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] geen belang heeft bij het beroep, voor zover gericht tegen het uitblijven van een besluit op het door hem gemaakte bezwaar, omdat de Belastingdienst inmiddels bij besluit van 26 november 2009 op dat bezwaar had besloten. Ook dit betoog faalt.
2.3. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte de aan haar oordeel over de vaststelling en terugvordering van de zorgtoeslag ten grondslag liggende bedragen niet heeft onderbouwd. In dit verband voert hij verder aan dat de zorgtoeslag over 2006 nog niet definitief door de Belastingdienst kan worden berekend, omdat zijn inkomstenbelasting 2006, en daarmee zijn verzamelinkomen, nog onderdeel is van gerechtelijke procedures.
2.3.1. De rechtbank heeft op grond van in zoverre niet weersproken gegevens van de Belastingdienst overwogen dat het verzamelinkomen van [appellant] over 2006 overeenkomt met het bedrag dat hij in zijn aangifte inkomstenbelasting heeft opgegeven. Gelet hierop, faalt het betoog van [appellant] dat de rechtbank de aan het besluit van 26 november 2009 ten grondslag liggende bedragen niet heeft onderbouwd.
Dat het verzamelinkomen van [appellant] over 2006 nog niet definitief is vastgesteld, laat, wat daarvan ook zij, onverlet dat de Belastingdienst ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Awir een tegemoetkoming zorgtoeslag over 2006 moest toekennen. Indien later het verzamelinkomen 2006 wordt gewijzigd en blijkt dat de tegemoetkoming tot een te hoog of te laag bedrag is toegekend, zal de Belastingdienst ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Awir de tegemoetkoming zorgtoeslag met inachtneming van deze wijziging dienen te herzien. Ook dit betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. [appellant] heeft verzocht om schadevergoeding. Schadevergoeding kan ingevolge artikel 8:73, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen worden toegekend, indien het hoger beroep gegrond wordt verklaard. Dat is hier niet het geval. Reeds hierom dient het verzoek om schadevergoeding te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2011