200909489/1/R2.
Datum uitspraak: 18 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Leusden,
de raad van de gemeente Leusden,
verweerder.
Bij besluit van 24 september 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Maanweg 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 16 januari 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 februari 2011, waar de raad, vertegenwoordigd door R. Duinsbergen, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2.1. Het bestemmingsplan voorziet in een aanpassing van het tracé van de Maanweg, waarbij onder meer het perceel aan de [locatie] te Leusden doorkruist zal worden.
2.2. [appellante] kan zich niet verenigen met de bestemming "Verkeer" op en nabij de gronden aan de [locatie], die hij pacht.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat het bedrijfsbelang van [appellante] ondergeschikt is aan het algemeen belang dat wordt gediend met de verlegging van de Maanweg.
2.4. Ten aanzien van het betoog van [appellante] dat de in het plan voorziene weg leidt tot verlies van een deel van zijn pachtgronden, waardoor de mogelijkheden tot een goede bedrijfsuitoefening op deze gronden beperkt worden, overweegt de Afdeling als volgt.
Ter zitting heeft de raad verklaard dat tijdens de voorbereiding van het plan verscheidene alternatieve locaties zijn onderzocht. Volgens de raad is de met het plan voorgestane ligging van het tracé het meest geschikt. [appellante] heeft dit niet weersproken. Verder heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat het verlies van gronden die hij gebruikt ten behoeve van zijn agrarisch bedrijf ten gevolge van het plan een zodanig effect zal hebben op de bedrijfsvoering dat deze in gevaar komt. Het verlies van gronden kan bij een eventueel verzoek om vergoeding van planschade, als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening, aan de orde komen.
Voor zover [appellante] zich beroept op niet concreet gemaakte bedrijfsvoeringsplannen, overweegt de Afdeling dat de raad hier geen rekening mee behoefde te houden.
2.4.1. Voor zover [appellante] vanwege het verkeer op de voorziene weg vreest voor gezondheidsproblemen, ook voor zijn vee, geluidsoverlast, aantasting van privacy en lichthinder, overweegt de Afdeling als volgt.
Ingevolge voorschrift 4.1, van bijlage 2, bij de Wet milieubeheer is de maximaal toegestane jaargemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10) 40 microgram per m3. In opdracht van de gemeente Leusden heeft DHV B.V. onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit als gevolg van het plan, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het Luchtkwaliteitonderzoek Tabaksteeg van december 2006. Volgens dit rapport is de maximaal te verwachten concentratie zwevende deeltjes (PM10) 23 microgram per m3 voor de omgeving van de Maanweg. Uit dit rapport, waarvan de conclusies niet zijn weersproken, volgt derhalve dat ruimschoots voldaan wordt aan bedoelde wettelijke norm.
Ingevolge artikel 82 van de Wet geluidhinder is, behoudens het in de artikelen 83, 100 en 100a bepaalde, de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB. In opdracht van de raad is door DHV B.V. een akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting vanwege de in het plan voorziene weg, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport Omlegging Maanweg van januari 2008. Volgens dit rapport, waarvan de uitkomsten niet zijn weersproken, zal de berekende geluidsbelasting op de woning van [appellante] naar verwachting maximaal 48 dB zijn. De raad mocht derhalve concluderen dat het plan niet in strijd is met de Wet geluidhinder.
De Maanweg ligt thans op ongeveer 115 meter van de woning van [appellante]. Het nieuwe tracé is op ongeveer 70 meter van zijn woning voorzien. Bij een dergelijke afstand valt geen ernstige aantasting van de privacy van [appellante] te verwachten. Dat het plan leidt tot lichthinder heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt.
Gezien het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellante].
2.4.2. Voor zover [appellante] betoogt dat de Heiligenbergerbeek door de aanleg van de Maanweg niet meer recreatief gebruikt kan worden, overweegt de Afdeling dat dit niet nader is onderbouwd en reeds daarom faalt.
2.4.3. Gezien het vorenstaande heeft de raad in redelijkheid aan het belang bij de aanpassing van het tracé van de Maanweg een zwaarder gewicht kunnen toekennen dan aan het belang van [appellante] bij het behoud van de gepachte gronden.
2.5. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Klein Nulent
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2011