ECLI:NL:RVS:2011:BQ4952

Raad van State

Datum uitspraak
18 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003789/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • B.C. Bošnjaković
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kop Zuidas en de gevolgen voor de leefbaarheid in de Mirandabuurt

In deze zaak heeft de vereniging Bewonersvereniging "De Miranda-Buurt" beroep ingesteld tegen het besluit van de raad van de gemeente Amsterdam, dat op 21 januari 2010 het bestemmingsplan "Kop Zuidas" heeft vastgesteld. De vereniging is van mening dat de vaststelling van dit plan ernstige gevolgen heeft voor de leefbaarheid en veiligheid van de bewoners van de Mirandabuurt, aangezien er in de nabijheid van deze woonbuurt een volledige stad zal worden gerealiseerd. Dit zou leiden tot een toename van geluidsoverlast en luchtvervuiling, wat de kwaliteit van leven in de buurt zou aantasten.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 8 april 2011, waarbij de vereniging werd vertegenwoordigd door bestuursleden en de raad door mr. E.A. Minderhoud, advocaat te Amsterdam, en S.D. Boeker, werkzaam bij de gemeente. De vereniging heeft in haar beroepschrift verwezen naar eerdere inspraakreacties en zienswijzen, maar heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die de weerlegging van de raad zouden ondermijnen.

De Raad van State overweegt dat de raad bij de vaststelling van het plan niet kon voorzien dat er een milieueffectrapport (MER) nodig zou zijn, aangezien er ten tijde van de besluitvorming geen concrete zicht was op snelle ontwikkelingen. De raad heeft daarom besloten om een MER op te stellen voor het gebied Flanken Zuidas, waar het plangebied deel van uitmaakt. De Afdeling bestuursrechtspraak concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Uiteindelijk verklaart de Raad van State het beroep ongegrond, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 18 mei 2011.

Uitspraak

201003789/1/R1.
Datum uitspraak: 18 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Bewonersvereniging "De Miranda-Buurt", gevestigd te Amsterdam,
appellante,
en
de raad van de gemeente Amsterdam,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 januari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Kop Zuidas" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de vereniging bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2011, waar de vereniging, vertegenwoordigd door [bestuurslid], en [penningmeester], en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.A. Minderhoud, advocaat te Amsterdam, en S.D. Boeker, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet onder meer in de realisatie van woningen, kantoren en voorzieningen, waaronder een theater en een Regionaal Opleidings Centrum, in het gebied Kop Zuidas, gelegen in het stadsdeel Zuideramstel, thans stadsdeel Zuid.
2.2. De vereniging kan zich niet verenigen met de vaststelling van het plan, daar volgens haar op korte afstand van de Mirandabuurt een volledige stad wordt gerealiseerd, die geen relatie heeft met de bestaande woonbuurt, een ernstige aantasting vormt van de leefbaarheid en veiligheid van de bewoners van deze buurt en toenemende geluidsoverlast en luchtvervuiling zal veroorzaken.
2.3. De vereniging heeft zich in het beroepschrift beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van haar inspraakreactie ten behoeve van de raadscommissievergadering van 6 januari 2010 en naar haar zienswijze van 20 juli 2009 en de daarbij gevoegde bijlagen.
De inspraakreactie komt inhoudelijk vrijwel overeen met de zienswijze. In de nota van zienswijzen is door de raad ingegaan op deze zienswijze.
De vereniging heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
2.4. Voor zover de vereniging ter zitting nog heeft betoogd dat de raad ten tijde van de vaststelling van het plan reeds had moeten kunnen voorzien dat een (beoordelings)plicht tot het maken van een milieueffectrapport (hierna: MER) bestond, daar kort na de vaststelling van het plan alsnog is besloten tot het opstellen van een MER, overweegt de Afdeling dat de raad ter zitting heeft gesteld dat sprake was van onverwacht snelle ontwikkelingen, waar ten tijde van de vaststelling van het plan nog geen concreet zicht op was, zodat de raad daarom zekerheidshalve besloten heeft een MER op te stellen voor het gebied Flanken Zuidas, waar het plangebied ook deel van uitmaakt. De vereniging heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze ontwikkelingen al ten tijde van het nemen van het bestreden besluit voorzienbaar waren.
2.5. In hetgeen de vereniging heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Bosnjakovic
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2011
410-667.