ECLI:NL:RVS:2011:BQ4943

Raad van State

Datum uitspraak
18 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201010329/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om ligplaats in Noordwijkerhout

Op 17 december 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout een verzoek van [appellante] om een ligplaats in de gemeente afgewezen. Dit besluit werd op 11 mei 2010 door het college bevestigd, waarbij het bezwaar van [appellante] ongegrond werd verklaard. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 6 oktober 2010 het beroep van [appellante] tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellante] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij haar gronden heeft aangevuld met verschillende brieven in oktober en november 2010. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak op 27 april 2011, waar [appellante] in persoon verscheen, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. E. van Dijck.

In hoger beroep werd de uitspraak van de rechtbank getoetst. [appellante] heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen. Tijdens de zitting heeft zij haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat het college zou moeten zorgen voor een woonboot met bijbehorende ligplaats. De Afdeling oordeelde echter dat er geen aanleiding was om de eerdere uitspraak van de rechtbank te vernietigen, aangezien er geen nieuwe relevante informatie was gepresenteerd.

Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Daarnaast werd het verzoek van [appellante] om schadevergoeding afgewezen, omdat schadevergoeding alleen mogelijk is indien het beroep gegrond wordt verklaard. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 18 mei 2011.

Uitspraak

201010329/1/H3.
Datum uitspraak: 18 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Noordwijkerhout,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 oktober 2010 in zaak nr. 10/4327 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout.
1. Procesverloop
Bij op 17 december 2009 verzonden besluit heeft het college een verzoek van [appellante] om een ligplaats te mogen innemen in de gemeente Noordwijkerhout afgewezen.
Bij op 11 mei 2010 verzonden besluit heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 oktober 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 oktober 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven van 30 oktober 2010, 1 november 2010, 9 november 2010 en 22 november 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 april 2011, waar [appellante], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. E. van Dijck, werkzaam bij de gemeente Noordwijkerhout, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In hoger beroep staat de uitspraak van de rechtbank ter toets. [appellante] heeft in hoger beroep, ook nadat zij daartoe bij brief van 8 november 2010 uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld, niet te kennen gegeven om welke redenen die uitspraak zou moeten worden vernietigd.
Ter zitting bij de Afdeling heeft [appellante] haar hoger beroep toegelicht. Uit die toelichting blijkt dat [appellante] van mening is dat het college moet bewerkstelligen dat zij een woonboot met bijbehorende ligplaats verkrijgt. Dat is evenwel geen aanleiding te oordelen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [appellante] geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht heeft aangevoerd en dat daarom geen plaats is voor een rechterlijke toetsing van het besluit op bezwaar.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Het verzoek van [appellante] om schadevergoeding dient te worden afgewezen, reeds omdat ingevolge artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht schadevergoeding slechts mogelijk is indien het beroep gegrond wordt verklaard.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Den Broeder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2011
187-640.