201007976/1/H1.
Datum uitspraak: 18 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te 's-Hertogenbosch,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 2 juli 2010 in zaak nr. 09/1873 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch.
Bij besluit van 17 april 2009 heeft het college aan [belanghebbende] vrijstelling van het bestemmingsplan en lichte bouwvergunning verleend voor het vervangen van de bestaande schuur door een tuinhuis met veranda en berging op het perceel [locatie] te 's-Hertogenbosch (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 2 juli 2010, verzonden op 16 juli 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 augustus 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 10 september 2010.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 februari 2011, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door E.B.A.M. Gerritse LLb, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Anders dan het college in zijn brief van 18 januari 2011 heeft bepleit, is niet komen vast te staan dat [appellant] geen belang meer heeft bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak. Er bestaat derhalve geen aanleiding het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
2.2. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een tuinhuis met een oppervlakte van 24,77 m², alsmede een berging van 8,01 m², die aan het tuinhuis wordt vast gebouwd. Het tuinhuis wordt voorzien van een kap en heeft een nokhoogte van 4 m. De berging wordt voorzien van een plat dak en heeft een hoogte van 3 m.
2.3. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Maaspoort-Oud Empel" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden (W)".
Ingevolge artikel 3.1 van de voorschriften van het bestemmingsplan (hierna: de planvoorschriften) zijn de als zodanig bestemde gronden, voor zover thans van belang, bestemd voor woondoeleinden in de vorm van woningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Ingevolge artikel 1 van de planvoorschriften, wordt in deze voorschriften onder een "aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit" verstaan een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
Ingevolge artikel 1, wordt in deze voorschriften verstaan onder "vloeroppervlakte" de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.
Ingevolge artikel 3.2.4, onder a, aanhef en onder 6, mogen op het erf, voor zover thans van belang, bijgebouwen in de vorm van aan- of uitbouwen van het hoofdgebouw of in de vorm van vrijstaande bijgebouwen worden opgericht, ten dienste van de bestemming, waarbij in acht dient te worden genomen dat het gezamenlijke grondoppervlak van de bebouwing niet meer mag bedragen dan 50 m².
Ingevolge artikel 3.4.1, onder a, is het verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
Ingevolge artikel 3.4.1, onder b, wordt gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
Ingevolge artikel 3.4.1, onder c, wordt onder gebruik in strijd met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
2.4. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan omdat het ertoe leidt dat de gezamenlijke oppervlakte van de erfbebouwing meer dan 50 m² bedraagt. Het college heeft ontheffing verleend krachtens artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), gelezen in samenhang met 4.1.1., eerste lid, onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening, teneinde het bouwplan toch mogelijk te maken.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het voorgenomen bouwplan in strijd is met de bestemming "Woondoeleinden (W)", nu het volgens hem feitelijk zal dienen voor bedrijfsdoeleinden. Hij voert daartoe aan dat de bedrijfsgerelateerde activiteiten die in de voorziene bouwwerken zullen plaatsvinden, in de vorm van het opslaan en repareren van bedrijfsmaterialen, niet ondergeschikt te achten zijn aan het gebruik ten behoeve van de woonfunctie. Hij stelt voorts dat door onjuiste bekendmaking van de inhoud van het bouwplan, omwonenden zijn misleid, nu zij er geen kennis van konden nemen dat het bouwplan is bedoeld voor bedrijfsmatig gebruik.
2.5.1. Bij toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan dient niet slechts te worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, maar dient mede te worden beoordeeld of het bouwwerk ook met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht. Dit houdt in dat een bouwwerk in strijd met de bestemming moet worden geoordeeld indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet.
[belanghebbende] heeft in de aanvraag om bouwvergunning vermeld dat het voorgenomen bouwplan is bedoeld om te dienen als tuinberging en gebruiksruimte. Bij brief van 26 januari 2009 heeft hij aan het college te kennen gegeven dat het zal worden gebruikt voor opslag van zowel privé- als werkgerelateerde goederen en als werk/knutselruimte voor zowel privégebruik, als ten behoeve van zijn beroepsuitoefening. Dit laatste houdt in dat hij de ruimten zal gebruiken voor het repareren van zijn goochelmaterialen, waarbij gezaagd en getimmerd zal worden. De beroepsmatige opslag betreft veelal zogeheten flight cases waarin hij materialen ten behoeve van zijn bedrijf opslaat en vervoert.
In dit geval is er geen grond voor het oordeel dat het door [belanghebbende] opgegeven gebruik van de bijgebouwen voor privédoeleinden afwijkt van het beoogde gebruik. De enkele stelling dat [belanghebbende] mondeling aan [appellant] te kennen zou hebben gegeven dat hij het pand op termijn voor bewoning wil gebruiken, wat daarvan ook zij, vormt geen aanwijzing dat de bijgebouwen met het oog op dit gebruik zijn opgericht. Voorts is niet aannemelijk geworden dat de bouwwerken worden opgericht ten behoeve van andere activiteiten dan [belanghebbende] bij de bouwaanvraag heeft opgegeven.
2.6. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit tot het verlenen van de ontheffing is gebaseerd op een onjuiste afweging van de betrokken belangen. Hij voert daartoe aan dat de overschrijding met 19 m² van de maximaal toegestane te bebouwen oppervlakte van 50 m², anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet relatief gering maar juist zeer fors is. Verder vreest [appellant] voor aanzienlijke geluidsoverlast als gevolg van het voorgenomen bouwplan, gelet op de zaag- en timmerwerkzaamheden die [belanghebbende] er zal uitvoeren.
2.6.1. De rechtbank heeft het college terecht gevolgd in het standpunt dat de overschrijding met 19 m² van het maximaal te bebouwen oppervlak geen reden vormt om van verlening van de ontheffing af te zien. In dit verband is van belang dat de erfbebouwingsregeling van artikel 3.2.4 van de planvoorschriften de mogelijkheid biedt om voor het perceel ontheffing te verlenen tot een bebouwd oppervlak van maximaal 75 m². Het college heeft zich onweersproken op het standpunt gesteld dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig wordt aangetast, nu de door [appellant] gestelde negatieve effecten daarop zich ook zouden voordoen indien zou worden gebouwd in overeenstemming met het bestemmingsplan, dus zonder dat ontheffing nodig was. De hoogte van de bouwwerken en het bouwen op de perceelsgrens laat het bestemmingsplan immers toe.
2.6.2. Hiervoor is in rechtsoverweging 2.5.1 reeds uiteen gezet dat het voorgenomen gebruik van de voorziene bouwwerken past binnen de bestemming "Woondoeleinden (W)". Nu de werkzaamheden op kleine schaal zullen plaatsvinden en deze ondergeschikt zijn te achten aan de woonfunctie, heeft de rechtbank in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat van dit voorgenomen gebruik geluidsoverlast in zodanige mate voor de omgeving te verwachten is, dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit niet zo ernstig is, dat de ontheffing deswege geweigerd moest worden.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2011