201006252/1/H1.
Datum uitspraak: 18 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Noardburgum, gemeente Tytsjerksteradiel,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 1 juni 2010 in zaak nr. 09/1627 in het geding tussen:
Bij besluit van 21 april 2009 heeft het college, voor zover van belang, het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de voorste bedrijfsloods en het kantoorgebouw van [belanghebbende] op het perceel [locatie] te Noardburgum, gemeente Tytsjerksteradiel, afgewezen.
Bij besluit van 16 juli 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en besloten het besluit van
21 april 2009 niet te wijzigen.
Bij uitspraak van 1 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 juli 2009 vernietigd, en bepaald dat het college een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] een schriftelijke reactie ingediend.
Bij besluit van 19 oktober 2010 heeft het college het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 21 april 2009 gegrond verklaard en [belanghebbende] gelast de voorste bedrijfsloods en het kantoorgebouw vóór 1 januari 2011 te verwijderen, één en ander onder oplegging van een dwangsom.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] een schriftelijke reactie ingediend.
Bij besluit van 16 december 2010 heeft het college het besluit van 19 oktober 2010 ingetrokken en besloten af te zien van handhavend optreden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2011, waar het college, vertegenwoordigd door W.P. Spijker-Huisman, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2.1. Voor beantwoording van de vraag of procesbelang bestaat bij een beoordeling van het hoger beroep zal de Afdeling eerst het beroep tegen het besluit van 16 december 2010 behandelen.
2.2. Bij besluit van 19 oktober 2010 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door [appellant] gemaakte bezwaar en [belanghebbende] onder oplegging van een dwangsom gelast de voorste bedrijfsloods en het kantoorgebouw op het perceel te verwijderen. Bij besluit van 16 december 2010 heeft het college dit besluit ingetrokken en besloten af te zien van handhavend optreden, omdat concreet zicht op legalisering van de bouwwerken zou bestaan. Aangezien bij de besluiten van 19 oktober en 16 december 2010 niet volledig dan wel niet aan de bezwaren van [appellant] is tegemoetgekomen, wordt het hoger beroep van [appellant], gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht mede een beroep tegen deze besluiten in te houden.
2.3. [appellant] heeft desgevraagd geen gronden aangevoerd tegen het besluit van 16 december 2010. Het beroep tegen het besluit van 16 december 2010 is ongegrond.
2.4. Nu het besluit van 19 oktober 2010 is ingetrokken en [appellant] niet heeft gesteld schade te hebben geleden door dat besluit heeft [appellant] geen belang meer bij een beoordeling van het beroep tegen dat besluit.
Eveneens heeft [appellant] door de onherroepelijkheid van het besluit van 16 december 2010 geen belang meer bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.5. Het beroep tegen het besluit van 19 oktober 2010 en het hoger beroep zijn niet-ontvankelijk.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van 19 oktober 2010, kenmerk S2010-11751, niet-ontvankelijk;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van 16 december 2010, kenmerk S2010-13663, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2011