ECLI:NL:RVS:2011:BQ4914

Raad van State

Datum uitspraak
18 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009228/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Hoekse Park en beroepen van omwonenden

Op 1 juli 2010 heeft de raad van de gemeente Lansingerland het bestemmingsplan "Hoekse Park" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, wonend in respectievelijk Bergschenhoek en Delft, beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten betogen dat het bestemmingsplan hen in hun belangen schaadt. Appellant sub 1 is tegen de bestemming "Gemengd - Uit te werken" voor een deel van het plangebied, omdat dit de ontwikkeling van een "pitch en putt"-golfbaan op zijn grond zou belemmeren. De raad stelt dat de uitbreiding van de bestaande golfbaan in overeenstemming is met het masterplan en dat er geen extra voorzieningen of parkeerplaatsen nodig zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 april 2011 behandeld. De raad heeft in redelijkheid de belangen van de uitbreiding van de golfbaan zwaarder kunnen laten wegen dan de belangen van appellant sub 1. Het beroep van appellant sub 1 is ongegrond verklaard.

Appellant sub 2 en anderen hebben bezwaar tegen de begrenzing van het bestemmingsplan, omdat een strook weiland aan de rand van hun perceel buiten het plan is gelaten. De raad heeft echter gesteld dat deze strook niet nodig is voor de ontsluiting van het Hoekse Park en dat de begrenzing van het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing niet in strijd is met het recht. Het beroep van appellant sub 2 en anderen is eveneens ongegrond verklaard. De beslissing van de Raad van State is op 18 mei 2011 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201009228/1/R1.
Datum uitspraak: 18 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland,
2. [appellant sub 2], wonend te Delft, en anderen,
en
de raad van de gemeente Lansingerland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoekse Park" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2010, en [appellant sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 september 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2011, waar [appellant sub 1], bijgestaan door N. Doelman, en de raad, vertegenwoordigd door drs. R.J. Honders, T.I. Dronkers en M. de Gast, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het toekomstige Hoekse Park. Het Hoekse Park ligt ten oosten van de kern Bergschenhoek en betreft een uitbreiding van het bestaande recreatiegebied Rottemeren. Het plan bestaat uit twee delen, Oost en West, waarbij voor het oostelijk deel de bestaande agrarische bestemming vooralsnog gehandhaafd blijft en in het westelijk deel de bestaande agrarische bestemming voor een deel is omgezet naar een recreatieve bestemming en een uit te werken bestemming voor agrarische dan wel recreatieve doeleinden.
Het beroep van [appellant sub 1]
2.2. [appellant sub 1] richt zich tegen het tot het deel West behorende plandeel met de bestemming "Gemengd - Uit te werken", voor zover het betrekking heeft op de gronden waarop de uitbreiding van de naastgelegen, buiten het plangebied gelegen, golfbaan is voorzien. Hij betoogt dat het plan op die gronden, waarvan hij eigenaar is, ten onrechte de ontwikkeling van een "pitch en putt" - golfbaan niet mogelijk maakt. Hij heeft serieuze plannen om ter plaatse een dergelijke baan te exploiteren en meent dat deze ontwikkeling zich goed verdraagt met de reeds aanwezige golfbaan en de op natuur en recreatie gerichte ontwikkeling van het Hoekse Park.
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat aanleg van een "pitch en putt" - baan in plaats van of naast de uitbreiding van de aangrenzende golfbaan in strijd is met de programmatische invulling neergelegd in het "Masterplan Hoekse Park" (hierna: het masterplan) en tevens in strijd met de uitgangspunten van het masterplan om geen nieuwe voorzieningen te bouwen en/of extra parkeerplaatsen aan te leggen, behalve aan de randen (Hoeksekade en Bosweg). Voor de uitbreiding van de bestaande, aangrenzende golfbaan zijn extra voorzieningen en parkeerplaatsen namelijk niet nodig, omdat gebruik gemaakt kan worden van de al aanwezige voorzieningen en parkeerplaatsen, aldus de raad.
2.2.2. Volgens het masterplan gaat het bij de golfbaanuitbreiding om omvorming van de huidige baan van achttien holes tot drie circuits van negen holes, waarvan twee circuits over de Kromme Tochtweg heen gaan, alle beginnend en eindigend bij het clubhuis. Voorts zijn volgens het masterplan vanuit de algemene (openbare) recreatieve waarde van het Hoekse Park bezien, de realisatie van het openbare netwerk en de landschappelijke kwaliteit van de golfbaan van essentieel belang en wordt ten behoeve van de landschappelijke kwaliteit van het Hoekse Park voorgesteld binnen de golfbaanuitbreiding drie landschappelijke milieus te onderscheiden, die als basis zullen worden gebruikt in het ontwerp voor de golfbaan: het bos/bosrand (het noordelijke kwadrant), rietland/water (het zuidwestelijke kwadrant in aansluiting op het kanaal), grasland (het zuidoostelijke kwadrant). Zo ontstaat er, blijkens het masterplan, een golfbaan die specifiek is voor dit landschap en die de kwaliteiten van de plek benut en versterkt.
Volgens de actualisatie van het masterplan uit 2009 zijn van belang de aansluiting van de uitbreiding van de golfbaan op de omliggende milieus, een natuurlijke uitstraling en een openbaar karakter. Voorts volgt daaruit het volgende. De uitbreiding van de golfbaan is zeer gewenst en sluit direct aan op de bestaande golfbaan "De Rottebergen". Die golfbaan kan hiermee een betere "wedstrijdstatus" verkrijgen, waarmee een belangrijke impuls wordt gegeven aan de functie en de status van het gehele recreatiegebied Rottemeren. De golfbaan behoudt daarbij wel zijn openbare karakter. De bestaande golfbaan zal worden uitgebreid met negen holes en een openbare route door het park. Bij de uitwerking van het masterplan zal veel aandacht uitgaan naar de ruimtelijke inpassing van deze uitbreiding.
2.2.3. Ingevolge artikel 15, lid 15.1.1, aanhef en onder f, van de planregels zijn de voor "Gemengd - Uit te werken" aangewezen gronden mede bestemd voor een golfbaan.
Ingevolge artikel 15, lid 15.2, aanhef en onder c, mag binnen de bestemming een uitbreiding van de aangrenzende bestaande golfbaan plaatsvinden met 10 holes en een maximale gezamenlijke bruto omvang van 45 hectare.
Ingevolge artikel 15, lid 15.2, aanhef en onder d, worden binnen de 45 hectare voor de golfbaan watergangen en -partijen en openbare fiets-, wandel- en ruiterpaden aangelegd.
Ingevolge artikel 15, lid 15.2, aanhef en onder e, mogen ter plaatse van de uitbreiding van de golfbaan geen parkeerplaatsen worden aangelegd en geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van schuilhutjes en toiletgebouwtjes ten dienste van de golfbaan met dien verstande dat de omvang van het bebouwd oppervlak niet meer bedraagt dan 150 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan drie meter.
2.2.4. De raad heeft in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan de belangen die zijn gemoeid met de beoogde uitbreiding van de aangrenzende, bestaande golfbaan dan aan de belangen van [appellant sub 1] bij de ontwikkeling van een "pitch en putt" - golfbaan. In dat verband overweegt de Afdeling dat de uitbreiding past in het geactualiseerde masterplan en dat deze, doordat geen extra voorzieningen of parkeerplaatsen behoeven te worden aangelegd, ook aansluit bij de uitgangspunten van het masterplan om geen nieuwe voorzieningen te bouwen en/of extra parkeerplaatsen aan te leggen, behalve aan de randen van het plangebied. Daarnaast is niet gebleken dat [appellant sub 1] ten tijde van het bestreden besluit concrete plannen had om het bestaande gebruik van de gronden te wijzigen, waarmee de raad bij de vaststelling van het plan rekening had dienen te houden. De door [appellant sub 1] ter zitting naar voren gebrachte mogelijkheid om bij de verwezenlijking van zijn plannen wat de parkeerplaatsen betreft via een overeenkomst gebruik te maken van een naastgelegen locatie, brengt daarin geen verandering.
2.2.5. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2] en anderen
2.3. [appellant sub 2] en anderen kunnen zich niet verenigen met de begrenzing van het plan. Zij betogen dat een strook weiland aan de rand van het aan [appellant sub 2] en anderen toebehorende perceel, plaatselijk bekend gemeente Bergschenhoek, sectie B, nummer 4336, met een lengte van 400 m en een breedte van 15 m (0,6 ha) ten onrechte buiten het plan is gelaten. De vastgestelde begrenzing zal een negatief effect hebben op de waarde als landbouwgrond van de overblijvende strook, als gevolg waarvan planschade zal worden geleden, aldus [appellant sub 2] en anderen.
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de strook grond buiten het plangebied is gehouden, omdat de eventueel daarop aan te leggen Randweg Oost niet is bedoeld voor de ontsluiting van het Hoekse Park en op deze wijze toekomstige ontwikkelingen niet worden beperkt. Zo blijft het volgens de raad namelijk mogelijk om de Randweg Oost om de uitbreiding van een in de nabijheid gelegen sportpark aan te leggen, in geval blijkt dat dit noodzakelijk is. Volgens de raad is het wel noodzakelijk om het resterende gedeelte van het perceel van [appellant sub 2] en anderen in het plan op te nemen om de realisatie en inrichting van het Hoekse Park als geheel te kunnen garanderen, zodat het buiten het plan houden van het gehele perceel geen reële oplossing is.
2.3.2. Blijkens de actualisatie van het masterplan heeft het gemeentebestuur de wens uitgesproken een nieuwe randweg (Randweg Oost, aansluitend op de Hoeksekade) aan te willen leggen. Voorts blijkt daaruit dat de ontwikkeling van deze Randweg Oost geen deel uitmaakt van het Hoekse Park en ook niet zal worden meegenomen in het bestemmingsplan dat voor het Hoekse Park wordt opgesteld.
2.3.3. In het plan is aan het gedeelte van het perceel van [appellant sub 2] en anderen dat binnen het plangebied valt de bestemming "Gemengd - Uit te werken" toegekend. Blijkens de plantoelichting hebben de gronden waarvan het toekomstig gebruik nog onduidelijk is, een uit te werken bestemming gekregen en worden daarbinnen zowel recreatieve functies als agrarische functies mogelijk gemaakt. Voorts volgt daaruit dat uit, onder meer, het innovatietraject dat in het kader van het Innovatieprogramma Recreatie en Ruimte plaatsvindt en de onderhandelingen met initiatiefnemers zal moeten blijken welk grondgebruik het meest geschikt wordt geacht, hetgeen zich zal moeten vertalen in een inrichtingsplan dat de basis biedt voor het uitwerkingsplan. Omdat op voorhand nog niet duidelijk is welke samenstelling en omvang van recreatieve functies tot een optimaal grondgebruik leiden is de regeling flexibel ingericht, aldus de plantoelichting.
2.3.4. Gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht. In hetgeen [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat [appellant sub 2] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat tussen de binnen het plangebied gebrachte gronden en de strook grond die daarbuiten is gebleven een zodanige ruimtelijke samenhang bestaat dat deze gronden in één plan hadden moeten worden opgenomen. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de strook grond betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
2.3.5. Het beroep van [appellant sub 2] en anderen is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2011
91.