ECLI:NL:RVS:2011:BQ4890

Raad van State

Datum uitspraak
10 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100665/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestemmingsplan 'Landgoed Brabantse Wal' door de Raad van State

Op 10 mei 2011 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over een verzoek tot voorlopige voorziening in een geschil tussen verzoeker en de raad van de gemeente Bergen op Zoom. Het geschil betreft het bestemmingsplan 'Landgoed Brabantse Wal', dat op 25 november 2010 door de raad is vastgesteld. Verzoekers hebben op 17 januari 2011 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan te voorkomen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 april 2011.

De voorzitter oordeelt dat het bestemmingsplan in strijd is met de provinciale beleidsnota 'Rood voor groen. Nieuwe landgoederen in Brabant'. Verzoekers betogen dat het plan niet voldoet aan de voorwaarden van deze nota, die stelt dat alleen een woonfunctie is toegestaan op een nieuw landgoed en niet de voorziene woonzorginstelling. Daarnaast is er bezorgdheid over het aantal wooneenheden dat in de zorginstelling zal worden gebouwd, dat het toegestane aantal overschrijdt. De raad van de gemeente Bergen op Zoom verdedigt het plan door te stellen dat het in overeenstemming is met de nota en dat de zorginstelling niet in strijd is met de beleidsuitgangspunten.

De voorzitter concludeert dat de raad niet voldoende heeft aangetoond dat het plan voldoet aan de beleidscriteria van de nota nieuwe landgoederen. Daarom wordt het besluit van de raad van 25 november 2010 bij wijze van voorlopige voorziening geschorst. Tevens wordt de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekers en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van provinciaal beleid bij de vaststelling van bestemmingsplannen.

Uitspraak

201100665/2/R3.
Datum uitspraak: 10 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, wonend te Lepelstraat, gemeente Bergen op Zoom,
en
de raad van de gemeente Bergen op Zoom,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Landgoed Brabantse Wal" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2011, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 april 2011, waar [verzoeker] en anderen, in de personen van [verzoeksters] en bijgestaan door mr. R.C. van Wamel, advocaat te Dordrecht, en de raad, vertegenwoordigd door J.M.E.M. Verpalen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting verschenen [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat te Alphen aan den Rijn, en A.C. van Seventer.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de ontwikkeling van een landgoed van ongeveer 10,7 hectare aan de Polderweg te Lepelstraat. Het landgoed 'De Brabantse Wal' zal bestaan uit bos- en natuurelementen en een particuliere woonzorgvoorziening. Daarnaast is in het plan een bestaande woning als zodanig bestemd.
2.3. [verzoeker] en anderen kunnen zich niet verenigen met het plan en beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding hiervan te voorkomen. Zij betogen onder meer dat het plan in strijd is met de provinciale beleidsnota 'Rood voor groen. Nieuwe landgoederen in Brabant' (hierna: nota nieuwe landgoederen). Hiertoe voeren zij aan dat op grond van de nota nieuwe landgoederen alleen een woonfunctie is toegestaan op een nieuw landgoed en niet de voorziene woonzorginstelling. Daarnaast voeren zij aan dat meer wooneenheden in de woonzorginstelling zullen worden gebouwd dan het in de nota genoemde toegestane aantal van maximaal drie wooneenheden en dat het plan in strijd met deze nota in twee bouwvlakken voorziet in plaats van één bouwvlak.
2.4. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan in overeenstemming is met de nota nieuwe landgoederen. Daarbij heeft de raad van belang geacht dat het provinciebestuur van mening is dat de in het plan voorziene zorginstelling niet met deze nota in strijd is. Verder heeft de raad ter zitting gesteld dat het in de nota nieuwe landgoederen toegestane aantal wooneenheden met name betrekking heeft op het aantal gebouwen waarin de wooneenheden worden gebouwd. Dat in het gebouw voor de zorginstelling meer wooneenheden zullen worden gerealiseerd, is daarom niet met dit beleidsuitgangspunt in strijd, aldus de raad. Verder stelt de raad dat de voorziene bebouwing een ruimtelijke eenheid zal vormen, omdat de bouwvlakken voor de zorginstelling en de bestaande woning vrijwel aan elkaar grenzen.
2.5. In de nota nieuwe landgoederen is vermeld dat de nota uitwerking geeft aan ‘rood-voor-groen’-beleid met betrekking tot nieuwe landgoederen in Brabant. Deze vorm van ontwikkelingsplanologie heeft als doel een gewenste ontwikkeling tot stand te laten komen door het stringente buitengebiedbeleid met betrekking tot burgerwoningen te versoepelen. Via de rood-voor-groen gedachte, onder de noemer van ‘nieuwe landgoederen’, is het mogelijk om een aantal landhuizen te realiseren in het buitengebied op voorwaarde dat een aanzienlijke oppervlakte aan nieuwe natuur (de gewenste ontwikkeling) wordt gerealiseerd. In de nota nieuwe landgoederen is een aantal toetsingscriteria voor de aanleg van een nieuw landgoed opgenomen. Onder B. inrichtingstoets, onder 2, is vermeld dat de bestaande woonruimte mag worden vervangen door, of uitgebreid worden tot ten hoogste drie wooneenheden. Er kan sprake zijn van één woongebouw van allure of van drie geclusterde woningen binnen een beperkt privaat bouwblok. Onder B. inrichtingstoets, onder 5 en 6, is vermeld dat nieuwbouw/verbouw plaatsvindt op een bestaand (agrarisch) bouwblok. De bestaande en nieuwe bebouwing is geconcentreerd binnen één aaneengesloten compact bouwvlak en vormt één ruimtelijke eenheid.
2.6. Ter zitting heeft de raad desgevraagd verklaard dat hij het provinciale beleid dat is neergelegd in de nota nieuwe landgoederen onderschrijft en als eigen gemeentelijk beleid, waaraan de raad is gebonden, heeft toegepast bij de vaststelling van het plan.
2.7. Het plan voorziet in een plandeel met de bestemming "Wonen" met een bouwvlak en een plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" met de aanduiding "zorginstelling" en een bouwvlak.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "zorginstelling" uitsluitend bestemd voor de realisering van een zorginstelling.
2.8. In paragraaf 4.2 van de plantoelichting is vermeld dat een zorginstelling met 20 tot 26 wooneenheden wordt gerealiseerd. Het plan staat hieraan niet in de weg. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de raad niet inzichtelijk gemaakt dat het voorziene aantal wooneenheden in overeenstemming is met het onder B. inrichtingstoets, onder 2, van de nota nieuwe landgoederen vermelde beleidsuitgangspunt dat de bestaande woonruimte mag worden vervangen door, of uitgebreid worden tot ten hoogste drie wooneenheden.
2.9. Evenmin heeft de raad op voorhand inzichtelijk gemaakt dat het opnemen van twee afzonderlijke bouwvlakken in het plan, waarvan het bouwvlak ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" bovendien niet is gesitueerd ter plaatse van een bouwvlak dat reeds in het vorige plan was opgenomen, zoals uit het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen, in overeenstemming is met de onder B. inrichtingstoets, onder 5 en 6, van de nota nieuwe landgoederen vermelde beleidsuitgangspunten dat nieuwbouw plaatsvindt op een bestaand bouwblok en dat de bestaande en nieuwe bebouwing is geconcentreerd binnen één aaneengesloten compact bouwvlak.
2.10. Daargelaten de vraag of de functie van zorginstelling die op grond van de bestemming "Maatschappelijk" in dit plan is voorzien in overeenstemming is met de nota nieuwe landgoederen, ziet de voorzitter, gelet op het voorgaande, aanleiding om het besluit van 25 november 2010 bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
2.11. De overige gronden die [verzoeker] en anderen naar voren hebben gebracht, kunnen, gelet op het voorgaande, buiten bespreking blijven.
2.12. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Bergen op Zoom van 25 november 2010;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Bergen op Zoom tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 906,19 (zegge: negenhonderdzes euro en negentien cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Bergen op Zoom aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van staat.
w.g. Sloten w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2011
459-618.