ECLI:NL:RVS:2011:BQ4611
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.G.J. Parkins de Vin
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de intrekking van een verblijfsvergunning op basis van onjuiste identiteitsgegevens
In deze zaak heeft de Raad van State op 10 mei 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de minister van Justitie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft de intrekking van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd die aan een vreemdeling was verleend. De staatssecretaris van Justitie had de vergunning ingetrokken op basis van onjuiste identiteitsgegevens die de vreemdeling had verstrekt. De vreemdeling had de gelegenheid gekregen om zijn werkelijke identiteit te herstellen, maar had deze kans niet benut. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris bevoegd was om de vergunning in te trekken, omdat de vreemdeling onjuiste gegevens had verstrekt en had nagelaten om zijn identiteit te corrigeren. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de intrekking onterecht was, maar de Raad van State vernietigde deze uitspraak. De Raad benadrukte dat de vreemdeling verantwoordelijk was voor het verstrekken van correcte informatie en dat de staatssecretaris de gevolgen van de afweging van de vreemdeling om zijn identiteit niet te herstellen voor diens rekening kon laten. De uitspraak bevestigt de bevoegdheid van de staatssecretaris om verblijfsvergunningen in te trekken op basis van onjuiste gegevens, en onderstreept het belang van correcte identiteitsinformatie in het vreemdelingenrecht.