ECLI:NL:RVS:2011:BQ4074

Raad van State

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007215/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 2e herziening Bebouwde Kom Renesse en de legalisatie van een zwembad

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "2e herziening Bebouwde Kom Renesse", dat op 29 april 2010 door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland is vastgesteld. Appellanten, eigenaren van een woning in Renesse, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit omdat aan een gedeelte van hun perceel niet de bestemming "Woondoeleinden" is toegekend, waardoor hun zwembad niet kan worden gelegaliseerd. De appellanten stellen dat de raad in een motie van 25 oktober 2007 heeft aangegeven dat bij een planherziening de bestemming van hun perceel moet worden herzien. De raad heeft echter betoogd dat de uitbreiding van de woonbestemming niet wenselijk is, omdat dit afbreuk zou doen aan het groene karakter van het gebied.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 30 maart 2011 behandeld. De appellanten waren vertegenwoordigd door hun advocaat, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente. De Afdeling heeft overwogen dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bestemming "Groenvoorzieningen" rond de woning van de appellanten aanvaardbaar is. De raad heeft ook gesteld dat de gronden langs de zijgevel van de woning steeds een groenbestemming hebben gehad en dat het gebruik van deze gronden als tuin en erf niet kan worden bestemd.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te oordelen dat het bestreden besluit in strijd met het recht is genomen. Het beroep van de appellanten is ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 11 mei 2011. Er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201007215/1/R2.
Datum uitspraak: 11 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "2e herziening Bebouwde Kom Renesse" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 juli 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 25 augustus 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 maart 2011, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, en W. den Baars zijn verschenen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.E. Henderson en drs. O.J.M. Griffioen, beiden werkzaam bij de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een planologische regeling voor onderdelen van het bestemmingsplan "Bebouwde Kom Renesse", waaraan bij besluit van 20 mei 2008 door het college van gedeputeerde staten van Zeeland goedkeuring is onthouden. Daarnaast voorziet het plan in een aantal ambtshalve wijzigingen.
2.2. [appellanten] zijn eigenaar van de woning aan de [locatie] te Renesse. Zij kunnen zich niet verenigen met het plan voor zover aan een gedeelte van hun perceel niet de bestemming "Woondoeleinden" is toegekend. Hierdoor kan hun zwembad niet worden gelegaliseerd. [appellanten] wijzen op een motie van de raad van 25 oktober 2007 waarin volgens hen is opgenomen dat bij een planherziening moet worden onderzocht of onder meer voor hun perceel de bestemming "Groenvoorzieningen" zou kunnen worden gewijzigd in de bestemming "Woondoeleinden".
Tevens stellen zij dat de desbetreffende gronden feitelijk in gebruik zijn als tuin en erf zodat van groenvoorzieningen in het geheel geen sprake is. De landschappelijke waarde van het gebied kan volgens hen ook worden behouden indien een groenstrook van twee meter tussen de percelen wordt aangehouden. Bovendien is de bestemming "Groenvoorzieningen" niet passend nu deze gelet op de doeleindenomschrijving een publiekrechtelijk karakter heeft.
[appellanten] wijzen tot slot op de percelen aan de noordzijde van de Duinweg waaraan beduidend grotere woonbestemmingen zijn toegekend met bijbehorende bouwmogelijkheden, terwijl deze woningen juist grenzen aan het duingebied.
2.3. De raad acht een uitbreiding van de woonbestemming uitsluitend wenselijk in het verlengde van de achtergevel, hetgeen ook is geschied. Een verdere vergroting van de woonbestemming doet volgens hem afbreuk aan het groene karakter van het gebied. In de door [appellanten] bedoelde motie is niet ingezet op de legalisering van het zwembad door een uitbreiding van de woonbestemming. Voorts wijst de raad erop dat het gebruik van de gronden voor tuinen en erven in strijd is met het thans voorliggende plan maar ook met het vorige plan. Voor de percelen aan de noordzijde van de Duinweg is de bestemmingsregeling overgenomen uit het vorige plan, aldus de raad.
2.4. Aan het perceel [locatie] is de bestemming "Woondoeleinden" toegekend met de nadere aanduidingen 'vrijstaand (v1)' alsmede voor een klein gedeelte 'zonder gebouwen (z)'. Voorts is aan het perceel de bestemming "Groenvoorzieningen" toegekend met de aanduiding '(L)'.
Ingevolge artikel 6, eerste en tweede lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Bebouwde Kom Renesse" zijn de gronden met de bestemming "Woondoeleinden" en vorengenoemde aanduidingen bestemd voor een vrijstaande woning terwijl op de gronden met de nadere aanduiding 'z' geen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan.
Ingevolge artikel 20, eerste en tweede lid, van de voorschriften van dit plan zijn de gronden met de bestemming "Groenvoorzieningen" onder meer bestemd voor plantsoenen, bermstroken en bermsloten en met bijbehorende aanduiding '(L)' mede voor het behoud en/of versterking van landschappelijke en/of natuurlijke waarden. Op de gronden met de aanduiding '(L)' is geen bebouwing toegestaan, tenzij dit nodig is ten behoeve van de aangrenzende verkeersbestemming.
2.5. In het plan is onder meer voor het perceel van [appellanten] de woonbestemming verruimd met 5 meter, aansluitend aan de achterzijde van het bestaande bouwvlak. Deze gronden zijn derhalve als tuin en erf te gebruiken met de mogelijkheid om bouwwerken geen gebouwen zijnde of overkappingen op te richten. De overige gronden rond de woning hebben de bestemming "Groenvoorzieningen" behouden. Niet in geschil is dat het zwembad langs de zijgevel van de woning zonder de vereiste vergunning is opgericht en binnen de bestemming "Groenvoorzieningen" niet is toegestaan.
2.6. In de plantoelichting van het bestemmingsplan "Bebouwde Kom Renesse" is ten aanzien van het gebied tussen de Oude Moolweg en de Scholderlaan, waar [appellanten] wonen, opgenomen dat het gebied wordt gekenmerkt door intensieve begroeiing, met plaatselijk éénrichtingsverkeer en het ontbreken van trottoirs. De meeste woonkavels zijn voorzien van een dichte opgaande beplanting, aldus de plantoelichting. Voorts is opgenomen dat tussen de woonclusters het oorspronkelijke landschap in stand is gehouden en dat over het algemeen de uitstraling van de percelen erg natuurlijk en relatief onbebouwd is. Ter zitting heeft de raad gesteld dat hij deze landschappelijke structuur wil behouden. Dat in de directe omgeving van het perceel van [appellanten] deze structuur gedeeltelijk is verdwenen vormt voor de raad geen aanleiding van dit beleid af te wijken, zo heeft hij ter zitting gesteld.
De Afdeling acht dit standpunt van de raad niet onredelijk. Een uitbreiding van de woonbestemming brengt met zich dat deze gronden mogen worden aangewend ten behoeve van tuinen en erven met bijbehorende bebouwingsmogelijkheden, hetgeen afbreuk doet aan de landschappelijke structuur in het gebied. Tevens is het standpunt van de raad, dat een verruiming van de woonbestemming langs de zijgevel van de woning van [appellanten] kan leiden tot een precedentwerking, niet onaannemelijk. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een verdere uitbreiding van de woonbestemming langs de zijgevel van de woning onwenselijk is. Gezien deze motivering van de raad bestaat voorts geen aanleiding te oordelen dat hij gelet op de motie van 25 oktober 2007 onvoldoende onderzoek heeft verricht naar een mogelijke uitbreiding van de woonbestemming.
2.7. Voor zover [appellanten] stellen dat de gronden langs de zijgevel van de woning feitelijk in gebruik zijn als tuinen en erven, wordt overwogen dat de raad ter zitting onweersproken heeft gesteld dat de gronden steeds een groenbestemming hebben gehad. De raad was gelet hierop niet gehouden dit gebruik als zodanig te bestemmen. Dat de raad nimmer een actief handhavingsbeleid op dit punt heeft gevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Voorts heeft de raad zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de bestemming "Groenvoorzieningen" weliswaar mede een publiek karakter heeft, maar dat niet is uitgesloten dat deze bestemming ook voor niet openbaar toegankelijke gronden kan worden aangewend. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding te oordelen dat de raad niet in redelijkheid de bestemming "Groenvoorzieningen" rond hun woning aanvaardbaar heeft mogen achten.
2.8. Ten aanzien van de door [appellanten] gemaakte vergelijking met de woningen aan de noordzijde van de Duinweg wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat aan deze percelen in het vorige bestemmingsplan "Scholderlaan" reeds ruimere woonbestemmingen met bijbehorende bebouwingsmogelijkheden waren toegekend. In aansluiting hierop heeft de raad ter zitting gesteld dat voor deze woningen sprake is van bestaande rechten en dat deze situatie geen aanleiding vormt af te wijken van het beleid van de raad om in het gebied de landschappelijke structuur te handhaven. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op dit standpunt heeft gesteld.
2.9. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Troost
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2011
234-608.