ECLI:NL:RVS:2011:BQ4069

Raad van State

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201010744/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake ontheffing voor afrastering en beplanting nabij oppervlaktewater

In deze zaak gaat het om een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het verzoeker, wonend in de gemeente Hulst, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het dagelijks bestuur van 25 november 2008. Dit besluit verklaarde het bezwaar van verzoeker tegen een eerdere ontheffing voor het hebben van een afrastering en/of beplanting op een afstand van ten minste 0,50 meter uit de insteek van het oppervlaktewater ongegrond. De rechtbank had het beroep van verzoeker op 7 januari 2010 ongegrond verklaard, waarna de Afdeling op 22 september 2010 het hoger beroep van verzoeker eveneens ongegrond verklaarde.

Verzoeker heeft op 2 november 2010 de Afdeling verzocht om herziening van de uitspraak van 22 september 2010, onder verwijzing naar artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling heeft de zaak op 31 maart 2011 ter zitting behandeld. In de overwegingen van de Afdeling werd uiteengezet dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.

De Afdeling concludeerde dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aan deze voorwaarden voldeden. Het verzoek om herziening werd dan ook afgewezen. De Afdeling oordeelde dat het buitengewone rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om een eerder gevoerd debat opnieuw te openen. De beslissing werd op 11 mei 2011 in het openbaar uitgesproken, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in naam der Koningin het verzoek afwees.

Uitspraak

201010744/1/H2.
Datum uitspraak: 11 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te [woonplaats], gemeente Hulst,
verzoekers,
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 22 september 2010, in zaak nr.
201001713/1/H2.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2008 heeft het dagelijks bestuur het door [verzoeker] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 26 september 2007, waarbij aan [verzoeker] ontheffing is verleend voor het hebben van een afrastering en/of beplanting op een afstand van ten minste 0,50 meter uit de insteek van het oppervlaktewater van zijn perceel, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 januari 2010 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 september 2010, in zaak nr.
201001713/1/H2, heeft de Afdeling het door [verzoeker] ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 november 2010, heeft [verzoeker] de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
Het waterschap Scheldestromen heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak aan de orde gesteld ter zitting van 31 maart 2011.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. Herziening is alleen mogelijk op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [verzoeker] geen feiten of omstandigheden gesteld die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak van 22 september 2010 en die bij hem vóór die uitspraak niet bekend waren of redelijkerwijs niet bekend konden zijn.
Het betoog van [verzoeker] als neergelegd in zijn verzoek alsmede in zijn pleitnota komt er overwegend op neer dat hij het niet eens is met de uitspraak van de Afdeling van 22 september 2010. Het buitengewone rechtsmiddel van herziening dient er echter niet toe een partij de gelegenheid te bieden een geschil waarover bij rechterlijke uitspraak is beslist, naar aanleiding van die uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen met als doel het reeds in hoger beroep gevoerde debat te heropenen.
2.3. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Van Dijk w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2011
47-686.