ECLI:NL:RVS:2011:BQ4060

Raad van State

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101181/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Boxtel-Noord

Op 23 november 2010 heeft de raad van de gemeente Boxtel het bestemmingsplan "Boxtel-Noord" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een verzoeker, wonend te Boxtel, op 17 februari 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State. Gelijktijdig met het beroep heeft de verzoeker de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek werd behandeld op 26 april 2011, waarbij de verzoeker en de raad, vertegenwoordigd door R. Poort, aanwezig waren.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel over het verzoek een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. Het bestemmingsplan voorziet in een plandeel met de bestemming "Horeca" en de aanduidingen "bedrijfswoning" en "maximaal 5 hotelkamers" voor de percelen aan de Bosscheweg 133 en de Baandervrouwenlaan 265. De verzoeker betoogt dat het plan ten onrechte niet voorziet in een tweede bedrijfswoning of een wijzigingsbevoegdheid voor woningbouw op zijn perceel, en dat er geen volwaardige hotelfunctie is opgenomen.

De voorzitter heeft geconcludeerd dat het verzoek van de verzoeker om een voorlopige voorziening, die de toevoeging van een tweede bedrijfswoning en een wijzigingsbevoegdheid voor woningbouw mogelijk maakt, te verstrekkend is. Er zijn geen uitzonderlijke omstandigheden aangetoond die een andere conclusie rechtvaardigen. Daarom is het verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 mei 2011.

Uitspraak

201101181/2/R3.
Datum uitspraak: 4 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Boxtel,
en
de raad van de gemeente Boxtel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 november 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Boxtel-Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 februari 2011, beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 april 2011, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door R. Poort, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet, voor zover van belang, in een plandeel met de bestemming "Horeca" en de aanduidingen "bedrijfswoning" en "maximaal 5 hotelkamers" ter plaatse van het perceel aan de Bosscheweg 133 en de Baandervrouwenlaan 265.
2.3. [verzoeker] betoogt dat het plan ten onrechte niet bij recht voorziet in een tweede bedrijfswoning of een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van woningbouw op zijn perceel. Evenmin voorziet het plandeel ten onrechte niet in een volwaardige hotelfunctie voor het perceel. [verzoeker] beoogt met zijn verzoek te bewerkstelligen dat deze functies aan het plandeel worden toegekend.
2.4. Het verzoek van [verzoeker] strekt ertoe dat de voorzitter een voorlopige voorziening treft die bewerkstelligt dat het plan ter plaatse van voornoemd plandeel voorziet in een tweede bedrijfswoning, dan wel een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van woningbouw en een volwaardige hotelfunctie, terwijl het plan nu niet in deze mogelijkheden voorziet. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt acht de voorzitter te verstrekkend, aangezien ook de uitspraak van de Afdeling, gelet op de aard van de toetsing in de bodemprocedure, doorgaans niet zal strekken tot het zelfvoorziend vaststellen van een planregeling als door [verzoeker] beoogd. Van uitzonderlijke omstandigheden welke nopen tot een andere conclusie is niet gebleken. Het verzoek van [verzoeker] wordt daarom afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2011
459-618.