ECLI:NL:RVS:2011:BQ3424

Raad van State

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909907/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Centrum Hoogerheide en beroepen tegen de vaststelling

Op 1 oktober 2009 heeft de raad van de gemeente Woensdrecht het bestemmingsplan "Centrum Hoogerheide" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben drie appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State. De eerste twee appellanten, [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], hebben hun beroep aangevuld met gronden, terwijl de derde appellant, [appellant sub 2], zijn beroep heeft ingediend zonder een eerder ingediende zienswijze. De Raad van State heeft de zaak op 21 maart 2011 ter zitting behandeld, waarbij alle betrokken partijen aanwezig waren, inclusief vertegenwoordigers van de raad en andere belanghebbenden.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk is, omdat hij geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpplan. De wet vereist dat een belanghebbende een zienswijze indient om beroep te kunnen instellen tegen de vaststelling van een bestemmingsplan. Aangezien [appellant sub 2] niet heeft aangetoond dat hij redelijkerwijs niet in staat was om een zienswijze in te dienen, werd zijn beroep afgewezen.

Wat betreft het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] richtte dit zich tegen de toekenning van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" aan bepaalde panden, wat hun nieuwbouwplannen zou belemmeren. De Raad van State oordeelde dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze panden beeldbepalend zijn, gebaseerd op een inventarisatie uit 1999 en een advies van de monumentencommissie. De appellanten hebben niet kunnen aantonen dat het plan onzorgvuldig is vastgesteld of dat hun belangen niet voldoende zijn meegewogen. De Raad van State verklaarde hun beroep ongegrond, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200909907/1/R3.
Datum uitspraak: 4 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht,
2. [appellant sub 2], wonend te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht,
en
de raad van de gemeente Woensdrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum Hoogerheide" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2009, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 februari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] zijn aangevuld bij brief van 19 januari 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en de raad hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 maart 2011, waar [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], bijgestaan door mr. C. Lubben, [appellant sub 2], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.A. Broekman-De Feijter, advocaat te Middelburg en ir. S.F.A.M. Brooijmans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting Woningstichting Woensdrecht, vertegenwoordigd door C.A.M.J. Mol, en stichting Stadlander, vertegenwoordigd door mr. P.J.A. Engelvaart, verschenen.
2. Overwegingen
Het beroep van [appellant sub 2]
2.1. Het beroep van [appellant sub 2] steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze tegen het ontwerpplan. Een in 2007 in een vrijstellingsprocedure ingediende zienswijze en een voorafgaand aan de zienswijzentermijn gevoerd overleg kunnen niet als zodanig worden aangemerkt.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, planregels of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest een zienswijze in te brengen. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Bij de vaststelling van het plan zijn weliswaar wijzigingen aangebracht ten opzichte van het ontwerp, doch tegen de gewijzigde planvaststelling kan - zonder het tijdig indienen van zienswijzen - uitsluitend worden opgekomen voor zover de bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen voor betrokkenen een ongunstiger positie bewerkstelligen. Hiervan is geen sprake. Het beroepschrift is gericht tegen de omvang van de in het plan voorziene detailhandel voor het woonwinkelproject Raadhuisplein en de daarmee gepaard gaande gevolgen voor het verkeer en parkeren. Ten opzichte van het ontwerp voorziet het gewijzigd vastgestelde plan ter plaatse niet in een toename van detailhandel. Niet valt in te zien dat [appellant sub 2] door de vaststelling van dit plandeel in een ongunstiger positie is gebracht. Het beroep van [appellant sub 2] is derhalve niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B]
2.2. Het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] richt zich tegen de vaststelling van het plan voor zover daarbij aan de panden [locaties] de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is toegekend. Deze aanduiding dwarsboomt volgens [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] hun nieuwbouwplannen. Zij voeren aan dat het plan onzorgvuldig is vastgesteld, omdat het beeldbepalende karakter van deze panden is gebaseerd op een beoordeling uit 1999 waarover zij destijds niet waren geïnformeerd. Eerst in 2009 werden zij op de hoogte gesteld van het voornemen tot aanwijzing van de panden als gemeentelijk monumentaal pand, terwijl zij reeds vanaf 2006 met gemeentelijke medewerkers in overleg zijn over nieuwbouw in verband met de slechte staat waarin de panden verkeren. De aanwijzing tot gemeentelijk monument heeft nog steeds niet plaatsgevonden. Bovendien mochten het monumentale gemeentehuis en een mooi pand van hun zwager wel worden gesloopt.
2.2.1. Aan de percelen [locaties] is de bestemming "Centrum-1"toegekend.
Ingevolge artikel 4.1., aanhef en onder g, van de planregels zijn deze gronden bestemd voor het behoud en de versterking van de op de verbeelding weergegeven beeldbepalende panden, ter plaatse van de functieaanduiding "cultuurhistorische waarden".
Ingevolge artikel 4.2., aanhef en onder a, is het niet toegestaan nieuwe hoofdgebouwen geheel of ten dele ten dienste van wonen te bouwen, tenzij het vervangende nieuwbouw ter plaatse van de bestaande woning betreft en mits dit niet leidt tot woningvermeerdering.
Ingevolge artikel 4.7., onder a, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders (sloopvergunning) over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de beeldbepalende panden, die op de verbeelding zijn voorzien van de functieaanduiding "cultuurhistorische waarden".
2.2.2. De raad stelt zich op het standpunt dat volgens een inventarisatie in 1999 van het Facilitair Bureau Monumentenzorg de panden van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] beeldbepalend zijn en dat reeds in het voorontwerp van het plan in 2007 aan de panden de aanduiding "waardevol pand" is toegekend. Bij brief van 5 maart 2009 is, op basis van de inventarisatie uit 1999 en een advies van de monumentencommissie van 2 december 2008, het voornemen kenbaar gemaakt de panden aan te wijzen als gemeentelijk monument. Dat het nog niet tot een aanwijzing is gekomen is volgens de raad te wijten aan capaciteitsgebrek.
2.2.3. Uit het standpunt van de raad volgt dat het beeldbepalend karakter van de panden niet alleen is gebaseerd op de inventarisatie uit 1999 doch ook op een advies van de monumentencommissie uit 2008 en dat [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] reeds ten tijde van de terinzagelegging van het voorontwerp in 2007 op de hoogte konden zijn van de status die aan de panden zou worden toegekend.
De voortvarendheid van de procedure voor de aanwijzing tot gemeentelijk monument staat hier niet ter beoordeling. Gelet op het door deskundigen onderbouwde voornemen van de raad de panden op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen was ten tijde van het bestreden besluit sprake van een voldoende concrete aanleiding voor het opnemen van de aanduiding in het plan. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] hebben de uitkomst van de deskundigenonderzoeken niet, met bijvoorbeeld een tegenonderzoek, bestreden. De raad heeft zich verder met juistheid op het standpunt gesteld dat het enkele feit dat de panden in slechte staat van onderhoud verkeren niet betekent dat daarmee het beeldbepalende karakter ervan verloren is gegaan. Anders dan [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] stellen is blijkens het bestreden besluit voorts sloop van de panden en nieuwbouw als gevolg van de aanduiding niet onmogelijk geworden. Daarmee heeft de raad ook de belangen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in voldoende mate betrokken en in redelijkheid ondergeschikt kunnen achten aan een regeling voor het beeldbepalende karakter van de panden.
Het betoog faalt.
2.3. In hetgeen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2011
429-682.