ECLI:NL:RVS:2011:BQ3418

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101603/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • S. Langeveld-Mak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wijzigingsplan Woongebied Oosterlaak-/Rietplas gemeente Houten

Op 14 december 2010 heeft de raad van de gemeente Houten het wijzigingsplan "Wijzigingsplan van het Globaal Bestemmingsplan Houten Vinex 'Woongebied Oosterlaak-/Rietplas'" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen op 2 februari 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 4 februari 2011 hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 12 april 2011 behandeld. De verzoekers, bijgestaan door hun advocaten, stelden dat de bouwplannen negatieve gevolgen hebben voor de natuur en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het plan. De voorzitter oordeelde dat de bezwaren van de verzoekers met name betrekking hebben op de mogelijke gevolgen van de bebouwing van de noordoever en de benodigde werkzaamheden. De voorzitter concludeerde dat de raad in redelijkheid de wijziging heeft kunnen vaststellen en dat er geen spoedeisend belang aanwezig is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201101603/2/R2.
Datum uitspraak: 29 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Houten,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2010 heeft de raad van de gemeente Houten het wijzigingsplan "Wijzigingsplan van het Globaal Bestemmingsplan Houten Vinex "Woongebied Oosterlaak-/Rietplas"" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 februari 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 februari 2011, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 april 2011, waar [verzoeker] bijgestaan door mr. R.A. van Dijk, advocaat te Houten, en mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam en ir. P.J. Bos, namens de raad van de gemeente Houten, zijn verschenen. Voorts is daar Dura Vermeer Houten B.V., vertegenwoordigd door mr. D.A. Cleton, gemachtigde, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De voorzitter beschouwt [verzoeker] en anderen vooralsnog als een groep individuele personen die zich in de procedure als zodanig herkenbaar heeft gepresenteerd. Het betoog van de raad inzake de rechtspersoonlijkheid van deze groep behoeft daarom geen bespreking. Voorts bestaat geen grond te veronderstellen dat slechts [verzoeker] heeft beoogd beroep in te stellen, reeds omdat alle personen worden vertegenwoordigd door een advocaat, die ter zitting heeft bevestigd dat hij, behoudens namens [belanghebbende] [locatie], die zich op 12 april 2011 heeft teruggetrokken uit de procedure, namens deze personen optreedt.
De vraag of al deze personen als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt behoeft in het kader van de behandeling van deze voorlopige voorziening evenmin bespreking, aangezien in elk geval [verzoeker A], wonende in het plangebied, en [verzoeker], eerste op de genoemde lijst, als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.
2.3. Niet in geschil is dat een spoedeisend belang aanwezig is aangezien het voornemen bestaat na inwerkingtreding van het wijzigingsplan met toepassing van een in het op 27 april 1999 vastgestelde bestemmingsplan "Globaal bestemmingsplan Houten Vinex" (hierna: het bestemmingsplan) opgenomen zogenoemde vooruitloopregeling omgevingsvergunningen te verlenen.
2.4. [verzoeker] en anderen stellen dat de bouwplannen negatieve gevolgen hebben voor de natuur die aanwezig is aan de noordoever van het gebied waar de woningbouw is voorzien. Volgens [verzoeker] en anderen is onvoldoende onderzoek gedaan naar de natuurwaarden en neemt de raad de maatregelen om schade aan de natuur te voorkomen tijdens de werkzaamheden niet in acht. Daarnaast stellen verzoekers dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het plan voor de kwaliteit van het water, de aanwezigheid van archeologische waarden en de effecten van de damwanden op het aardwarmtesysteem. Ook is volgens hen niet duidelijk hoe zal worden omgegaan met de aanwezige licht verontreinigde grond en hoe de bereikbaarheid van de woning aan de Beusichemseweg 14 tijdens de bouwwerkzaamheden is gegarandeerd. Voorts stellen [verzoeker] en anderen dat ten onrechte geen exploitatieplan is opgesteld.
2.5. De voorzitter stelt voorop dat thans uitsluitend hetgeen het wijzigingsplan mogelijk maakt ten opzichte van hetgeen eerder al in het bestemmingsplan is vastgelegd aan de orde kan komen.
In het bestemmingsplan heeft de strook grond aan weerszijden van de Beusichemseweg 14 tussen de in het kader van de ontwikkeling van de Vinexlocatie Houten aangelegde plassen Oosterlaakplas en Rietplas de bestemming "Woongebied". Op basis van dit bestemmingsplan zijn deze gronden, na uitwerking, onder meer aangewezen voor woondoeleinden in de vorm van één- en meergezinshuizen, met de daarbij behorende bijgebouwen, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
Het wijzigingsplan voorziet in het op onderdelen uitbreiden van de begrenzing van de gronden met de bestemming "Woongebied" met ongeveer 15 meter aan de noordoever van het plangebied en inperking van deze begrenzing voor een viertal lobben aan de zuidoever ten behoeve van de bestemming "Waterhuishoudkundige doeleinden". Hierdoor wordt volgens de plantoelichting de bouw van 18 vrijstaande woningen mogelijk, in plaats van de eerder geplande 3 woontorens met 21 appartementen.
2.6. Mede gelet op het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat de bezwaren van [verzoeker] en anderen met name betrekking hebben op mogelijke gevolgen van bebouwing van de noordoever en de voor de uitvoering daarvan benodigde werkzaamheden die voortvloeien uit hetgeen in het bestemmingsplan reeds wordt mogelijk gemaakt.
Dat [verzoeker] en anderen destijds toen het bestemmingsplan werd vastgesteld nog geen omwonenden waren van het plangebied, zoals zij ter zitting hebben gesteld, doet aan de onherroepelijkheid van eerder vastgestelde planologische mogelijkheden niet af. Voorts maakt het enkele tijdsverloop en de eventuele feitelijke natuurontwikkeling sedertdien op zichzelf niet dat niet langer aan de uitwerkingsverplichting zoals neergelegd in het bestemmingsplan behoeft te worden voldaan of dat van de gegeven planologische mogelijkheden geen gebruik meer mag worden gemaakt.
[verzoeker] en anderen hebben desgevraagd niet voldoende concreet gemaakt welke negatieve gevolgen de wijziging van de begrenzing waarin het wijzigingsplan voorziet specifiek met zich brengt. Voor zover zij hebben gewezen op de gevolgen van het aanlanden van de oevers en het verder beslag leggen op de plas aan de noordoever voor de aanwezige flora- en fauna is in het rapport "Quickscan Beusichemseweg (Houten-Utrecht)" van Groene Ruimte B.V. onderzocht of op voorhand wordt verwacht dat de vereisten uit de Flora- en faunawet aan de uitvoering van het bestemmingsplan in de weg zullen staan. [verzoeker] en anderen hebben, voor zover het rapport mede betrekking heeft op hetgeen het wijzigingsplan mogelijk maakt, niet aannemelijk gemaakt dat de conclusie uit dit rapport dat dit met in achtneming van de nodige maatregelen niet het geval is, onjuist is. Ter zitting is door de raad en Dura Vermeer Houten B.V. voorts verklaard dat zij zullen toezien op het in acht nemen van deze maatregelen. Daarnaast is in de plantoelichting uiteengezet op welke wijze zal worden voorzien in de natuurinrichting van de te wijzigen noordoever na uitvoering van het plan. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de wijziging heeft kunnen vaststellen.
Wat betreft de stelling dat ten onrechte geen exploitatieplan is opgesteld overweegt de voorzitter dat deze, voor zover hier van belang, slechts aan de orde kan komen voor zover [verzoeker] en anderen gronden hebben in het plangebied waarop een bouwplan is voorzien. Nu niet in geschil is dat het perceel van J. Miltenburg met de bestaande woning zal worden ingepast en hierop geen bouwplan is voorzien, doet deze situatie zich niet voor.
Gelet op het voorgaande is geen spoedeisend belang aanwezig dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Langeveld- Mak
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2011
317.