201010202/2/R3 en 201010202/1/T1/R3
Datum uitspraak: 28 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Wierden,
verweerder.
Bij besluit van 31 augustus 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening Witmoesdijk ongenummerd/Schapendijk 6" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2010, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [appellant] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 maart 2011, waar [appellant], bijgestaan door M.H.J.R. Hesselink, werkzaam bij Ad Fontem Juridisch Bouwadvies B.V. in Zenderen, en de raad, vertegenwoordigd door G.J. Sluiskes, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar als derden-belanghebbenden [belanghebbenden] gehoord.
De ter zitting aanwezige partijen hebben aldaar toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Uit artikel 8:86, eerste lid, van de Awb volgt dat de voorzitter in het geval toepassing wordt gegeven aan die bepaling dezelfde uitspraakbevoegdheden heeft als de Afdeling. Dit houdt in dat ook in het kader van de toepassing van artikel 8:86 van de Awb, toepassing kan worden gegeven aan artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State.
2.3. Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2.4. Het plan - voor zover hier van belang - strekt tot wijziging van de bestemming van het perceel dat ligt tussen de bestaande woningen Witmoesdijk 16a en 18 van "Agrarisch met waarden-Landschap (AWL)" in "Wonen (W)". Bij het plan is toepassing gegeven aan de gemeentelijke Rood voor Rood-regeling. Doel van deze regeling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied door de sloop van landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. In ruil voor de bouw van de woning aan de Witmoesdijk zal voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aan de Schapendijk 6 in Wierden en de Reefseweg 8 in Borne worden gesloopt.
2.5. [appellant] woont aan de [locatie]. Hij betoogt dat bij het plan ten onrechte de Rood voor Rood-regeling van mei 2006 is toegepast, nu ten tijde van het bestreden besluit de gelijknamige regeling van mei 2008 gold, waarin niet langer is toegestaan dat wordt herbouwd op een andere locatie dan de slooplocatie. Hij heeft voorts aangevoerd dat ook de regeling van 2006 in de weg staat aan het bouwvoornemen, nu niet wordt voldaan aan de eis dat, indien de compensatiekavel niet de slooplocatie betreft, er aansluiting moet worden gezocht bij een woonkern of buurtschap.
2.6. Niet in geschil is dat de eerste aanvraag om toepassing van de regeling is ingediend voor de inwerkingtreding van de regeling van 2008, dat die regeling in de fase tussen de indiening van de aanvraag en het tijdstip van het nemen van het bestreden besluit in werking is getreden en dat deze regeling geen overgangsrecht kent. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat de raad verzoeken om toepassing van de regeling van voor de beleidswijziging in 2008 consequent heeft beoordeeld op basis van de daarvoor geldende regeling. De voorzitter acht deze handelwijze, die als bestendig gebruik kan worden aangemerkt, niet onredelijk. Het betoog faalt op dit punt.
2.7. In de regeling van 2006 staat in paragraaf 4.6 dat bij compensatie op een andere locatie dan de slooplocatie de bebouwing in principe geconcentreerd dient te worden "in of aansluitend aan een kern of buurtschap, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij bestaande bebouwing, zoals linten en bebouwingsclusters".
2.8. De raad heeft niet weersproken dat de locatie van de te realiseren woning aan de Witmoesdijk niet aansluit op een kern of buurtschap. In de zienswijzennota is door de raad hoofdzakelijk verklaard dat aan de Witmoesdijk al veel burgerwoningen staan, dat deze dijk een afwisseling kent van open en gesloten gebieden en dat de nieuwe woning past binnen deze structuur. Deze omstandigheden kunnen, gezien het algemene karakter daarvan, op zichzelf niet worden aangemerkt als omstandigheden die afwijking van het beleid rechtvaardigen. Ter zitting heeft de raad nog verklaard dat de aanvraag wel voldoet aan de overige voorwaarden van paragraaf 4.5 en dat de regeling ter zake van de aansluiting van de bouwlocatie bij een kern of buurtschap door de woorden "in principe" enige ruimte laat voor afwijking.
Naar het oordeel van de voorzitter heeft de raad aldus niet voldoende gemotiveerd waarom hij op dit punt van het in de regeling van 2006 neergelegde beleid is afgeweken. Het standpunt van de raad behoeft dan ook nadere motivering.
2.9. De voorzitter ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen het gebrek in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. De raad dient daartoe met inachtneming van overweging 2.8 het besluit alsnog deugdelijk te motiveren of het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling voor bedoeld plandeel, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. In het laatste geval dient het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden.
2.10. Om onomkeerbare gevolgen te voorkomen totdat een einduitspraak zal zijn gedaan, ziet de voorzitter aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen, zoals hierna nader is aangegeven.
2.11. Het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb wordt afgewezen. Ten aanzien van dit verzoek is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
2.12. In de einduitspraak zal worden beslist over de in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. draagt de raad van de gemeente Wierden op om:
- binnen twaalf weken na de verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 31 augustus 2010 alsnog deugdelijk te motiveren voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" met betrekking tot het perceel aan de Witmoesdijk tussen de woningen aan de Witmoesdijk 16a en 18, dan wel het bestreden besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling voor bedoeld plandeel. In het laatste geval dient het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden, en
- de voorzitter van de uitkomst en van het eventuele nieuwe besluit mededeling te doen;
II. schorst bij wijze van voorlopige voorziening met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb het besluit van de raad van de gemeente Wierden van 31 augustus 2010 voor zover het betreft het in het hiervoor genoemde onderdeel I genoemde plandeel;
III. wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb af;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Wierden aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Zijlstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2011