ECLI:NL:RVS:2011:BQ3409

Raad van State

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012316/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Ruyven-Zuidpolder van Delfgauw

Op 23 september 2010 heeft de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp het bestemmingsplan "Ruyven-Zuidpolder van Delfgauw" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, [verzoeker A] en [verzoeker B], op 23 december 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State. In dezelfde brief hebben zij de voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek op 13 april 2011 ter zitting behandeld, waarbij de verzoekers bijgestaan werden door hun advocaat, mr. X. Wentink-Quelle, en de raad vertegenwoordigd was door R. van den Bosch en A. Wamsteeker.

De voorzitter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. In het bestemmingsplan is aan het perceel van de verzoekers de bestemming "Wonen (W)" toegekend, wat het gebruik van de voormalige rijtuigschuur als werkplaats voor hun timmer- en aannemersbedrijf niet toestaat. De raad stelt dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekers hebben eerder vrijstellingen en bouwvergunningen gekregen voor de verbouwing van hun woonhuis en stal, maar de raad heeft als voorwaarde gesteld dat de ligboxenstal, die nu als werkplaats wordt gebruikt, gesloopt moet worden.

De voorzitter concludeert dat het bestemmingsplan de verbouwing van het woonhuis en de stal niet in de weg staat en dat de vrijstelling met de sloopvoorwaarde geen betekenis meer heeft bij inwerkingtreding van het plan. Daarom is het niet noodzakelijk om de werkplaats naar de voormalige rijtuigschuur te verplaatsen voordat gebruik kan worden gemaakt van de verleende bouwvergunning. Gezien deze overwegingen wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 27 april 2011 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201012316/2/R1.
Datum uitspraak: 27 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te [woonplaats],
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Ruyven-Zuidpolder van Delfgauw" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2010, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 april 2011, waar [verzoekers], in de persoon van [verzoeker A], bijgestaan door mr. X. Wentink-Quelle, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en de raad, vertegenwoordigd door R. van den Bosch en A. Wamsteeker, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. In het plan is aan het voormalig agrarisch perceel van [verzoekers], gelegen aan de [locatie], de bestemming "Wonen (W)" toegekend. Het plan staat het gebruik van de voormalige rijtuigschuur als werkplaats voor hun timmer- en aannemersbedrijf niet toe.
2.3. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een spoedeisend belang dat noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3.1. Bij besluit van 28 oktober 2008 is aan [verzoekers] vrijstelling op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) en bouwvergunning 1e fase verleend. Bij besluit van 18 november 2010 is aan hen een bouwvergunning 2e fase verleend voor de verbouw van het woonhuis en de (inpandige) stal tot woonhuis en kantoor.
2.3.2. [verzoekers] beogen met hun verzoek om schorsing van het plan, voor zover het hun perceel betreft, te bereiken dat zij gebruik kunnen maken van de aan hen verleende vrijstelling, voor zover die naar zij betogen tevens ziet op het gebruik van de voormalige rijtuigschuur als werkplaats. Zij willen zo spoedig mogelijk beginnen met de verbouwing van het woonhuis en de (inpandige) stal. Aan de vrijstelling is echter ook de voorwaarde verbonden dat de ligboxenstal, die nu als werkplaats wordt gebruikt, moet worden gesloopt. Om te kunnen slopen dient de werkplaats naar de voormalige rijtuigschuur te worden verplaatst, aldus [verzoekers].
2.3.3. De voorzitter overweegt dat het plan niet in de weg staat aan de verbouwing van het woonhuis en de (inpandige) stal tot woonhuis en kantoor als waarvoor bouwvergunning is verleend. Verder komt bij inwerkingtreding van het plan aan de vrijstelling met de daaraan verbonden voorwaarde tot sloop van onder meer de ligboxenstal geen betekenis meer toe. Derhalve is het niet noodzakelijk om de werkplaats naar de voormalige rijtuigschuur te verplaatsen, voordat gebruik kan worden gemaakt van de verleende bouwvergunning. Gelet hierop acht de voorzitter geen spoedeisend belang aanwezig.
2.3.4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2011
270-668.