ECLI:NL:RVS:2011:BQ3406

Raad van State

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100033/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestemmingsplan Ypenburg-Nootdorp en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Raad van State op 26 april 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Ypenburg-Nootdorp, 1e herziening van de 2e herziening (deelplan 19)". Het bestemmingsplan was vastgesteld door de raad van de gemeente Den Haag op 2 december 2010. Tegen dit besluit hebben verschillende verzoekers, waaronder bewoners van Nootdorp en de gemeente Pijnacker-Nootdorp, beroep ingesteld. De verzoekers vroegen de voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vreesden dat de verlening van omgevingsvergunningen voor de bouw van woningen in het plandeel met de bestemming "Wonen 2 (W2)" zou leiden tot onomkeerbare situaties.

De voorzitter heeft de verzoeken op 1 april 2011 ter zitting behandeld. De gemeente Pijnacker-Nootdorp en de verzoekers waren vertegenwoordigd door advocaten. De voorzitter heeft overwogen dat er een spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat er geen toezegging was dat er geen bouwaanvragen zouden worden ingediend tijdens de bodemprocedure. De voorzitter heeft vastgesteld dat de bezwaren van de verzoekers, met name met betrekking tot de wateroverlast en de ligging van de waterkering, nader onderzoek vereisen, wat niet mogelijk is in de voorlopige voorzieningprocedure.

Uiteindelijk heeft de voorzitter besloten om het bestreden besluit van de raad van de gemeente Den Haag te schorsen voor zover dit betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Wonen 2 (W2)" en de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering (Wk)". De verzoeken van de gemeente Pijnacker-Nootdorp en verzoeker sub 1 zijn afgewezen. De raad van de gemeente Den Haag is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker sub 3, terwijl voor verzoeker sub 1 en de gemeente geen proceskostenveroordeling is opgelegd.

Uitspraak

201100033/2/R1.
Datum uitspraak: 26 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Nootdorp, gemeente
Pijnacker-Nootdorp,
2. de gemeente Pijnacker-Nootdorp,
3. [verzoeker sub 3], wonend te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
en
de raad van de gemeente Den Haag,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 december 2010, kenmerk 142, heeft de raad het bestemmingsplan "Ypenburg-Nootdorp, 1e herziening van de 2e herziening (deelplan 19)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2010, de gemeente bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2011, en [verzoeker sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2011, heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2011, heeft de gemeente de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2011, heeft [verzoeker sub 3] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 3] hebben een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 1 april 2011, waar [verzoeker sub 1], vertegenwoordigd door [verzoeker sub 3], de gemeente, vertegenwoordigd door mr. C.H. Norde, advocaat te Leiden, [verzoeker sub 3], bijgestaan door mr. M. Woestenenk, advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door drs. M. Houtman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar het Hoogheemraadschap van Delfland, vertegenwoordigd door mr. T. Dreessen en ir. H.J. ten Dam, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan betreft een herziening van de tweede herziening van deelplan 19. Deelplan 19 betreft één van de laatste nog te ontwikkelen gebieden in het stadsdeel Leidschenveen-Ypenburg en maakt onderdeel uit van Vinex-locatie Ypenburg. De tweede herziening van deelplan 19 is bij uitspraak van 7 juli 2010, zaak nr.
200902256/1/R1, door de Afdeling vernietigd, voor zover dit het plandeel met de bestemming "Wonen 2 (W2)" en de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering (wk)" met betrekking tot de gronden langs het Gooland in de gemeente Pijnacker-Nootdorp betreft. In het thans voorliggende plan is onder meer de reeds opgeworpen aarden wal achter de woningen aan het Gooland als waterkering bestemd.
2.3. Het verzoek van de gemeente is gericht tegen het plan. De verzoeken van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 3] zijn gericht tegen het besluit, voor zover dit het plandeel met de bestemming "Wonen 2 (W2)" en de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering (Wk)" met betrekking tot de gronden langs het Gooland in de gemeente Pijnacker-Nootdorp betreft.
2.4. Met de verzoeken om voorlopige voorziening wordt beoogd te voorkomen dat omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend voor het oprichten van woningen binnen het plandeel met de bestemming "Wonen 2 (W2)", omdat daarmee een onomkeerbare situatie ontstaat in die zin dat de aarden wal dan niet meer in westelijke richting kan worden verplaatst. Nu geen sprake is van een toezegging dat hangende de bodemprocedure geen bouwaanvragen zullen worden ingediend door de ontwikkelaar, die niet ter zitting is verschenen, en mede gelet op de reeds lopende procedure in het kader van de leggerwijziging, is een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening aanwezig.
2.5. Voor zover de bezwaren van [verzoeker sub 1] zien op de aanleg en de uitvoering van de aarden wal en het onderhoud van de naastgelegen sloot, betreffen deze bezwaren uitvoerings- dan wel handhavingsaspecten, welke geen betrekking hebben op het plan, en derhalve in de bestemmingsplanprocedure niet aan de orde kunnen komen.
Voor zover [verzoeker sub 1] betoogt dat aan de bezwaren die zij bij brief van 30 augustus 2010 heeft ingediend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, noch door de gemeenteraadsfracties aandacht is geschonken, wordt overwogen dat in de overwegingen van het bestreden besluit staat dat de zienswijze van [verzoeker sub 1] is betrokken in de belangenafweging. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
2.6. De gemeente voert een aantal bezwaren van procedurele aard aan. Zo is volgens haar bij de vaststelling van het thans voorliggende plan ten onrechte geen ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd, is het besluit tot vaststelling van het plan ten onrechte niet na zes maar al na twee weken bekendgemaakt en is het beroepschrift van de gemeente, noch zijn inspraakreactie van 2 december 2010 tijdens de raadsvergadering, meegenomen in de belangenafweging voorafgaande aan het bestreden besluit, waardoor volgens de gemeente onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.
De voorzitter ziet in deze bezwaren voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat er zodanige gebreken aan het plan kleven, dat deze in de hoofdzaak tot de conclusie zullen leiden dat het plan reeds hierom niet in stand zal kunnen blijven.
2.7. Gelet hierop bestaat aanleiding om de verzoeken van [verzoeker sub 1] en de gemeente af te wijzen.
2.8. [verzoeker sub 3] betoogt dat de raad zich bij de vaststelling van het plan niet heeft mogen baseren op het door Grontmij verrichte onderzoek, neergelegd in de notitie 'Wateroverlastproblematiek Gooland gemeente Pijnacker-Nootdorp' van 12 oktober 2010. Hij verwijst daartoe naar het door hem overgelegde deskundigenrapport van Landslide milieuadviesbureau van 2 februari 2011. Volgens [verzoeker sub 3] wordt de wateroverlast in Gooland veroorzaakt door een ongunstige ligging van de waterkering en is niet uitgesloten dat een aan te leggen drainagebuis negatieve effecten op de waterhuishouding heeft.
2.9. Niet in geschil is dat ter plaatse van enkele percelen aan het Gooland, waaronder het perceel van [verzoeker sub 3], wateroverlast is opgetreden.
De voorzitter is van oordeel dat de beantwoording van de vragen of de voorziene locatie van de waterkering met het oog op een goed woon- en leefklimaat aanvaardbaar is, wat de oorzaak is van de wateroverlast en welke maatregelen hiertegen dienen te worden genomen nader onderzoek vergt waartoe de voorlopige voorzieningprocedure zich niet leent. Gelet hierop en nu het plan in zoverre onomkeerbare ontwikkelingen mogelijk maakt, ziet de voorzitter ter voorkoming hiervan, gelet op alle betrokken belangen, aanleiding om het bestreden besluit, voor zover dit ziet op het plandeel met de bestemming "Wonen 2 (W2)" en de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering (Wk)" met betrekking tot de gronden langs het Gooland in de gemeente Pijnacker-Nootdorp, te schorsen.
2.10. De raad dient ten aanzien van [verzoeker sub 3] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van [verzoeker sub 1] en de gemeente bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Den Haag van 2 december 2010, kenmerk 142, voor zover dit het plandeel met de bestemming "Wonen 2 (W2)" en de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering (Wk)" met betrekking tot de gronden langs het Gooland in de gemeente Pijnacker-Nootdorp betreft;
II. wijst de verzoeken van [verzoeker sub 1] en de gemeente Pijnacker-Nootdorp af;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Den Haag tot vergoeding van bij [verzoeker sub 3] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 920,82 (zegge: negenhonderdtwintig euro en tweeëntachtig cent), waarvan € 874,- euro toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Den Haag aan [verzoeker sub 3] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2011
91-667.