ECLI:NL:RVS:2011:BQ3402

Raad van State

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011226/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Nootdorp-Noord

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening tegen het bestemmingsplan "Nootdorp-Noord", vastgesteld door de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp op 23 september 2010. Verzoekers, waaronder [verzoeker] en anderen, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek behandeld op 1 april 2011. Tijdens de zitting zijn de verzoekers vertegenwoordigd door [verzoeker], terwijl de raad werd vertegenwoordigd door R. van den Bosch en R. Spronk. Ook AM Wonen B.V. was aanwezig, vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen en R. Eikelenboom.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan, die het mogelijk maken om in plaats van 8 vrijstaande woningen maximaal 34 woningen te bouwen op het 'eiland' Ameland en een zorgcentrum op het 'eiland' Schiermonnikoog, zijn door de verzoekers betwist. Zij vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat en stellen dat de raad onvoldoende heeft aangetoond dat de realisatie van 8 vrijstaande woningen niet haalbaar is.

De voorzitter concludeert dat er vooralsnog geen aanleiding is om aan te nemen dat de wijzigingsbevoegdheden onvoldoende zijn onderbouwd. De afstand tussen de woningen van de verzoekers en de voorziene appartementen is voldoende om ernstige aantasting van hun woon- en leefklimaat te voorkomen. Ook de vrees voor een tekort aan parkeerplaatsen en een mogelijke waardedaling van de woningen zijn door de voorzitter als niet aannemelijk beoordeeld. Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201011226/2/R1.
Datum uitspraak: 26 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Nootdorp-Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 december 2010, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 april 2011, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door R. van den Bosch en R. Spronk, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AM Wonen B.V. (hierna: AM), vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen, advocaat te Utrecht, en R. Eikelenboom, werkzaam bij AM, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan bevat onder meer een wijzigingsbevoegdheid om in plaats van 8 vrijstaande woningen maximaal 34 woningen te bouwen op het 'eiland' Ameland te Nootdorp (wijzigingsbevoegdheid 5) en een wijzigingsbevoegdheid om in plaats van 8 vrijstaande woningen een zorgcentrum te realiseren op het 'eiland' Schiermonnikoog te Nootdorp (wijzigingsbevoegdheid 6).
2.3. [verzoeker] en anderen kunnen zich niet verenigen met het opnemen van deze wijzigingsbevoegdheden en verzoeken het besluit tot vaststelling van het plan in zoverre te schorsen.
2.4. Ter zitting is door de raad te kennen gegeven dat beoogd wordt op korte termijn een wijzigingsplan op te stellen. Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzitter een spoedeisend belang aanwezig.
2.5. [verzoeker] en anderen betogen dat het opnemen van wijzigingsbevoegdheden 5 en 6 in het vastgestelde plan een wijziging ten opzichte van het ontwerpplan betreft die volgens hen onvoldoende onderbouwd is. Zij stellen in dit kader dat de raad onvoldoende heeft aangetoond dat de realisatie van 8 vrijstaande woningen ter plaatse van het 'eiland' Ameland niet haalbaar is en dat herontwikkeling naar appartementen gewenst is.
2.5.1. De raad stelt dat met het opnemen van de wijzigingsbevoegdheden is beoogd flexibel te kunnen inspelen op de slechte economische omstandigheden in de woningbouwsector en de wijzigingen in de behoefte aan het soort woningen. Daarbij is gewezen op de ervaringen die zijn opgedaan met betrekking tot de inmiddels opgeleverde eilanden. Gekozen is voor een wijzigingsbevoegdheid opdat een nader afwegingsmoment kan plaatsvinden.
Gelet op het voorgaande bestaat naar het oordeel van de voorzitter vooralsnog geen aanleiding om aan te nemen dat onvoldoende is onderbouwd waarom de raad ter plaatse van de 'eilanden' Ameland en Schiermonnikoog de onderhavige twee wijzigingsbevoegdheden heeft opgenomen.
2.6. [verzoeker] en anderen vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat wanneer na aanwending van de wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van het 'eiland' Ameland, zoals beoogd wordt, appartementen zullen worden opgericht en stellen dat onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen. Hiertoe betogen zij dat een groter aantal woningen zal leiden tot meer bewoners en meer verkeer en dat een toegestane bouwhoogte van deels 7 meter en deels 11 meter zal resulteren in verlies aan privacy door inkijk en een verlies aan zonlichttoetreding. Verder zal volgens hen het karakter van de buurt veranderen omdat appartementen een andere doelgroep hebben dan de oorspronkelijke vrijstaande woningen.
2.6.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de ter plaatse toegestane bouwmassa en bouwhoogte na aanwending van de wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van appartementen slechts in geringe mate zullen wijzigen ten opzichte van de thans in het plan bij recht voorziene situatie. Zo bedraagt het verschil in bouwhoogte tussen de appartementen en de vrijstaande woningen slechts 1 meter. Tevens wijst de raad op de afstand tussen de voorziene bebouwing en de woningen van [verzoeker] en anderen. Dit in aanmerking nemende heeft de raad zich daarom op het standpunt gesteld dat aanwending van de desbetreffende wijzigingsbevoegdheid voor de realisatie van appartementen niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden.
2.6.2. Ingevolge artikel 30.4.5 van de planregels is ter plaatse van het 'eiland' Ameland na toepassing van wijzigingsbevoegdheid 5 de realisatie van maximaal 34 woningen toegestaan. Beoogd wordt om hier appartementen te realiseren.
Ingevolge de planregels, bezien in samenhang met de verbeelding, bedraagt de maximaal toegestane bouw- en goothoogte voor het 'eiland' Ameland 10 meter. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid bedraagt de maximale bouwhoogte deels 7 meter en deels 11 meter. De maximaal toegestane bouwhoogte voor de woningen van [verzoeker] en anderen varieert tussen 7 en 11 meter.
2.6.3. Gelet op de bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid toegestane bouwhoogte en bouwmassa van de appartementen, en gelet op de ligging van het plandeel waar de wijzigingsbevoegdheid betrekking op heeft in een nieuwbouwwijk in stedelijk gebied, acht de voorzitter het op voorhand niet aannemelijk dat [verzoeker] en anderen ernstige aantasting van hun woon- en leefklimaat zullen ondervinden door de bouw van appartementen ter plaatse van het 'eiland' Ameland. De voorzitter betrekt hierbij dat de afstand tussen de woningen van [verzoeker] en anderen, behoudens in het geval van de woning van [verzoeker A], ten minste 31 meter bedraagt, dat tussen deze woningen zich achtereenvolgens een watergang, een groenstrook, een fietspad, een tweede watergang en tuinen bevinden en dat ontsluiting van de voorziene woningen niet langs deze woningen van [verzoeker] en anderen zal plaatsvinden. Ten aanzien van [verzoeker A] overweegt de voorzitter voorshands dat, hoewel de afstand tussen haar woning en de voorziene woningen 10 meter bedraagt, een dergelijke afstand in een stedelijke omgeving niet ongewoon te achten is.
Voorts acht de voorzitter het vooralsnog niet aannemelijk dat door realisatie van 34 appartementen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid het karakter en de samenstelling van de buurt zullen veranderen.
2.7. [verzoeker] en anderen betogen dat wanneer de wijzigingsbevoegdheid voor het 'eiland' Ameland wordt aangewend en daar, zoals beoogd, appartementen worden gerealiseerd, dit in strijd is met de stedenbouwkundige visie voor het gebied. De massaliteit van de appartementen is volgens hen in strijd met de beoogde ruimtelijkheid en doorkijkmogelijkheden. Zij wijzen hierbij op de plantoelichting waarin staat dat binnen het stedenbouwkundig ontwerp vrijstaande woningen passen. Wanneer appartementen worden gerealiseerd zal het plan in tegenspraak met zichzelf zijn, aldus [verzoeker] en anderen.
2.7.1. De raad wijst op de bestaande differentiatie in het gebied en stelt dat bebouwing vergelijkbaar met de voorziene appartementen, bestaande uit drie bouwlagen en een plat dak, reeds in de omgeving aanwezig is. Handhaving van de stedenbouwkundig gewenste doorkijken is vastgelegd in de planregel met betrekking tot de wijzigingsbevoegdheid. Gelet hierop stelt de raad zich op het standpunt dat de met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid te realiseren appartementen niet in strijd zijn met de stedenbouwkundige uitgangspunten.
2.7.2. Ingevolge artikel 30.4.5, aanhef en onder d, van de planregels dienen bij aanwending van wijzigingsbevoegdheid 5 de horizontale en verticale zichtlijnen te worden behouden.
2.7.3. Ter zitting is gebleken dat de stedenbouwkundige visie voor het gebied niet is vastgelegd in een beleidsstuk maar dat delen daarvan zijn opgenomen in bestemmingsplannen. De enkele zinsnede in de plantoelichting dat vrijstaande woningen binnen het stedenbouwkundig ontwerp passen, sluit naar het voorlopige oordeel van de voorzitter niet uit dat ook andere woningtypen binnen dit ontwerp mogelijk zijn.
Gelet op de bestaande differentiatie in de nabije omgeving van de 'eilanden', waar naast andere woningtypen eveneens appartementen aanwezig zijn, ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding om aan te nemen dat appartementen niet in het gebied zouden passen.
Verder biedt artikel 30.4.5 van de planregels naar het oordeel van de voorzitter voldoende garantie voor het behoud van de bestaande doorkijkmogelijkheden nu hierin is opgenomen dat de horizontale en verticale zichtlijnen dienen te worden behouden. Voorts kunnen tegen nadere invulling van de desbetreffende gronden in het wijzigingsplan rechtsmiddelen worden aangewend.
2.8. [verzoeker] en anderen vrezen dat toepassing van de wijzigingsbevoegdheden zal leiden tot een tekort aan parkeerplaatsen, daar de al gerealiseerde parkeerruimte voor de 'eilanden' Ameland en Schiermonnikoog 's avonds reeds grotendeels bezet is.
2.8.1. AM heeft ter zitting te kennen gegeven dat het parkeren voor de te realiseren woningen op het 'eiland' Ameland voorzien is langs de Waddenzee. [verzoeker] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit niet mogelijk is, noch dat niet elders binnen het plangebied aan de parkeernormen voor de 'eilanden' Ameland en Schiermonnikoog kan worden voldaan. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet zal leiden tot parkeeroverlast.
Verder wijst de voorzitter er op dat bij bouwplannen ook toetsing aan de geldende parkeernorm plaatsvindt, evenals bij vaststelling van een wijzigingsplan. Overigens is gelet op de fysieke indeling van het plangebied met de aanwezige watergang naar het voorlopige oordeel van de voorzitter niet aannemelijk te achten dat [verzoeker] en anderen parkeerproblemen zullen ondervinden door toekomstige bewoners van de 'eilanden' Ameland en Schiermonnikoog.
2.9. Voor zover [verzoeker] en anderen vrezen voor een waardedaling van hun woningen, overweegt de voorzitter dat op voorhand geen grond bestaat voor de verwachting dat, zo al sprake zou zijn van waardedaling, die zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
2.10. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2011
91-667.