ECLI:NL:RVS:2011:BQ3229
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- P.A. Offers
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Risico op behandeling in strijd met artikel 3 EVRM voor ongehuwde vrouw met kinderen bij terugkeer naar Iran
In deze zaak heeft de Raad van State op 27 april 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de minister van Justitie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De vreemdeling, een ongehuwde vrouw met twee minderjarige kinderen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie was afgewezen. De rechtbank had deze afwijzing vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat zij bij terugkeer naar Iran het risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De vreemdeling voerde aan dat zij als ongehuwde vrouw met kinderen in Iran zou worden beschuldigd van ongehuwd geslachtsverkeer, wat kan leiden tot zware straffen. De Raad overwoog echter dat de vreemdeling niet voldoende bewijs had geleverd dat de Iraanse autoriteiten haar bij terugkeer zouden vervolgen voor haar situatie in het buitenland.
De Raad concludeerde dat de minister zich op het standpunt mocht stellen dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met het EVRM. De beroepsgronden van de vreemdeling werden verworpen, en het hoger beroep van de minister werd gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard.