ECLI:NL:RVS:2011:BQ2733

Raad van State

Datum uitspraak
18 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104263/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de vreemdeling een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, teneinde te voorkomen dat hij gedurende de behandeling van zijn hoger beroep wordt uitgezet of naar een uitzetcentrum wordt overgebracht. Het verzoek is ingediend bij de Raad van State, na een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 10 maart 2011 het beroep van de vreemdeling tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning ongegrond had verklaard. De intrekking van de verblijfsvergunning vond plaats bij besluit van de minister van Justitie op 15 juni 2010.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 april 2011 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak is gesteld dat de enkele omstandigheid dat het besluit van 15 juni 2010 voor uitvoering vatbaar is, niet voldoende is om een spoedeisend belang aan te nemen zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzitter heeft daarbij opgemerkt dat het op dat moment niet duidelijk was of en op welke termijn de vreemdeling zou worden uitgezet of naar een uitzetcentrum zou worden overgebracht.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de ambtenaar van staat.

Uitspraak

201104263/2/V2.
Datum uitspraak: 18 april 2011
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch, van 10 maart 2011 in zaak nr. 10/24598 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister voor Immigratie en Asiel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2010 heeft de minister van Justitie de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingetrokken.
Bij uitspraak van 10 maart 2011, verzonden op 14 maart 2011, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 11 april 2011, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek is er op gericht te voorkomen dat de vreemdeling gedurende de behandeling van het hoger beroep wordt uitgezet dan wel naar een uitzetcentrum wordt overgebracht.
De enkele omstandigheid dat het besluit van 15 juni 2010 voor uitvoering vatbaar is, levert geen spoedeisend belang op als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb. Bij dit oordeel is betrokken dat op dit moment niet duidelijk is dat en zo ja op welke termijn uitzetting dan wel overbrenging naar een uitzetcentrum zal plaatsvinden.
2.2. Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos
voorzitter
w.g. Zegveld
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2011
43.
Verzonden: 18 april 2011
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser