201008492/1/R1.
Datum uitspraak: 27 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Korendijk,
verweerder.
Bij besluit van 6 juli 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Nassaustraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 augustus 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 24 september 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 februari 2011, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. M. Soytekin, advocaat te Oud-Beijerland, en de raad, vertegenwoordigd door P.A.N.L. Frieswijk-Tjon Sieuw, werkzaam bij de gemeente, en E.P. van der Stek, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de stichting HW Wonen, vertegenwoordigd door A.C. Gorissen, werkzaam bij HW Wonen, en M.A. Verschuuren, werkzaam bij Stevast Advies en Ontwikkeling te Oud-Beijerland.
2.1. Het plan voorziet in de bouw van vijftien woonzorgunits en elf seniorenappartementen op de gronden gelegen op de hoek van de Nassaustraat en de Gravin Sabinastraat te Zuid-Beijerland.
2.2. [appellant] betoogt dat het plan ten onrechte bebouwing op een kortere afstand dan 3,5 m van zijn perceelsgrens mogelijk maakt. Dit leidt tot aantasting van zijn privacy in de tuin, in het bijzonder ter plaatse van zijn zwembad, en waardevermindering van zijn woning. Hij voert in dit verband aan dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de bebouwing niet op een afstand van 3,5 m kan worden gesitueerd. Daartoe wijst hij op enkele door of namens hem ontworpen varianten.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat de kortste afstand tussen de woning van [appellant] en de erfgrens ongeveer 34 m bedraagt. De afstand tussen de schuur van [appellant] en de erfgrens bedraagt 3 m. Het bouwvlak is naar aanleiding van de zienswijze aangepast waardoor het bouwvlak op ongeveer 95 cm van de erfgrens is voorzien. Dit heeft tot gevolg dat zowel de bouw als het onderhoud uitgevoerd kan worden op eigen terrein. Een verdere verschuiving van het bouwvlak is ruimtelijk niet inpasbaar. Voorts wijst de raad op de grote afstand tussen de woning van [appellant] en het plangebied. Ten slotte stelt de raad zich op het standpunt dat de alternatieven, zoals die door [appellant] eerst in beroep zijn aangevoerd, geen inzicht geven of deze voldoen aan de redelijke eisen van welstand en verkeersveiligheid.
2.4. De huidige, te slopen woningen in het plangebied staan op 3,5 m van de perceelsgrens aan de achterzijde van het perceel van [appellant] aan de [locatie].
Aan de gronden direct grenzend aan de achterzijde van dit perceel is de bestemming "Tuin" toegekend. Aan een deel van de gronden op 95 cm van deze achterperceelsgrens is de bestemming "Wonen (W)" met de aanduidingen "maximum aantal wooneenheden 15", "maximale goothoogte 4 m" en "maximale bouwhoogte 10 m" toegekend.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de planregels zijn de voor "Wonen (W)" aangewezen gronden bestemd voor het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder 1, mag op deze gronden worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximumaantal wooneenheden' aangegeven aantal;
b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
2.5. Ter zitting heeft [appellant] toegelicht dat het zwembad op ongeveer 16 m van de achterperceelsgrens ligt. Niet valt uit te sluiten dat de privacy in de tuin als gevolg van het plan zal verminderen. [appellant] heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat de door hem gewenste verschuiving van de bebouwing met 2,55 m een relevant verschil zal maken wat de privacy betreft. De raad heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat een dergelijke verschuiving niet inpasbaar is. Ter zitting is onbestreden door de raad naar voren gebracht dat de door [appellant] aan de orde gestelde mogelijkheden wat de situering van de bebouwing betreft te weinig ruimte overlaten voor voldoende parkeerplaatsen, uitgaande van de Aanbevelingen verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom 2004 van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw en de Verkeerstechniek.
Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
2.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Bošnjaković
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2011