ECLI:NL:RVS:2011:BQ2685

Raad van State

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008850/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • D. Roemers
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Garagevergunning voor Tennispark Buitenveldert en de strijd met het bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Tennispark Buitenveldert tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 27 juli 2010 een eerder besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel ZuiderAmstel om een garagevergunning te verlenen, had vernietigd. De garagevergunning was verleend voor het realiseren van een parkeervoorziening van 2.500 m² aan de Van der Boechorststraat 38 te Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat het besluit in strijd was met het bestemmingsplan, dat de gronden bestemde voor 'Tennisbanen (Rst)'. Tennispark Buitenveldert stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de parkeervoorziening uitsluitend ten dienste van de tennisbanen moest staan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat de doeleinden in het bestemmingsplan nevenschikkend zijn. Dit betekent dat er geen grenzen kunnen worden gesteld aan de omvang van de parkeervoorziening op de gronden bestemd voor 'Tennisbanen (Rst)'. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens verklaarde de Afdeling het beroep tegen het besluit van 3 maart 2011 ongegrond, omdat dit besluit geen grondslag meer had na de vernietiging van de eerdere uitspraak. De Afdeling gelastte dat het dagelijks bestuur het griffierecht aan Tennispark Buitenveldert vergoedt.

Uitspraak

201008850/1/H3.
Datum uitspraak: 27 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Tennispark Buitenveldert B.V. en Tennispark Buitenveldert - Projecten - B.V., beide gevestigd te Amsterdam, en [appellant], wonend te Amsterdam (hierna tezamen en in enkelvoud: Tennispark Buitenveldert),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 juli 2010 in zaak nr. 09/2035 in het geding tussen:
de vereniging Vereniging Comité Buurtbelang, gevestigd te Amsterdam (hierna: de vereniging)
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel ZuiderAmstel (thans: stadsdeel Zuid).
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 maart 2009 heeft het dagelijks bestuur aan Tennispark Buitenveldert een garagevergunning verleend ten behoeve van het realiseren van een parkeervoorziening van 2.500 m² aan de Van der Boechorststraat 38 te Amsterdam.
Bij uitspraak van 27 juli 2010, verzonden op 28 juli 2010, heeft de rechtbank het door de vereniging daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 maart 2009 vernietigd en het dagelijks bestuur opgedragen binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar (lees: een nieuw besluit) te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Tennispark Buitenveldert bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 september 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 7 oktober 2010.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vereniging een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De vereniging heeft nadere stukken ingediend.
Bij besluit van 3 maart 2011 heeft het college, gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank van 27 juli 2010, opnieuw beslist op de door Tennispark Buitenveldert ingediende aanvraag en wederom een garagevergunning verleend ten behoeve van het realiseren van een parkeervoorziening van 2.500 m².
De vereniging heeft een reactie op dit besluit ingediend.
Tennispark Buitenveldert heeft een nadere reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 maart 2011, waar Tennispark Buitenveldert, vertegenwoordigd door J. Pluim, bijgestaan door mr. M.L.M. Frantzen, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. K. Visser-Homoet en F. Mallens, werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de vereniging, vertegenwoordigd door haar voorzitter R. Alberts en door D.J. de Kreek verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de Garageverordening stadsdeel Zuideramstel 2000 wordt in deze verordening onder garage verstaan: een geheel of gedeeltelijk besloten ruimte, alsmede een niet tot de openbare weg behorende open ruimte, bestemd tot of in gebruik voor het plaatsen van een of meer motorrijtuigen, ongeacht het doel waarvoor dit geschiedt, met uitzondering van een ruimte waarin uitsluitend motorrijtuigen op twee wielen en/of invalidenwagens met motoraandrijving aanwezig zijn.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, is het de rechthebbende op het gebruik van een garage die een oppervlakte heeft van 40 m2 of meer, of die wordt gebruikt voor onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan motorrijtuigen, verboden, deze garage te gebruiken zonder vergunning van het dagelijks bestuur of in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, kan een garagevergunning behalve in geval van strijd met het bepaalde in andere wettelijke regelingen slechts worden geweigerd, indien naar redelijke verwachting ook het stellen van voorschriften niet kan voorkomen dat het hebben, gebruiken of doen gebruiken van de garage:
a. op de aangrenzende wegen en de wegen in de directe omgeving de vrijheid van het verkeer, de veiligheid op de weg of een behoorlijke verkeersgeleiding of verkeersregeling in gevaar brengt;
b. aanleiding geeft tot ernstige hinder aan het openbaar vervoer;
c. een verkeersaantrekkende werking heeft, welke met het oog op een optimaal gebruik van het wegennet ongewenst is;
d. een evenwichtige verdeling van de noodzakelijke parkeergelegenheid over de stad belemmert;
e. voor zover het een inrichting betreft die niet vergunning- dan wel meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, het leefmilieu van de omgeving aantast.
Ingevolge het bestemmingsplan Buitenveldert 2001 (hierna: het bestemmingsplan) rust op de betrokken gronden de bestemming "Tennisbanen (Rst)".
Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan zijn de gronden op de kaart bestemd voor "Tennisbanen (Rst)" aangewezen voor:
- tennisbanen met inbegrip van daarbij behorende recreatieve bebouwing voor tennis, squash, met inbegrip van daarbij behorende fitness- en aerobicruimten, kleed- en bergruimten en met inbegrip van daarbij behorende horecavoorziening en winkel;
- al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen;
- tuinen en erven, groenvoorziening en speelterreinen;
- rijwegen, fiets- en voetpaden.
Ingevolge het tweede lid mag op en onder de in het eerste lid genoemde gronden uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de daar omschreven doeleinden.
2.2. [appellant] heeft op 18 april 2006 een aanvraag ingediend voor een garagevergunning voor de locatie Van der Boechorststraat 38 met een afmeting van 2.500 m2 voor 85 plaatsen.
2.3. De sector Beheer, afdeling Ruimte, van het stadsdeel heeft op 18 oktober 2006 geadviseerd de garagevergunning te weigeren, omdat een parkeervoorziening van 2.500 m2 in dit geval niet binnen de hoofdbestemming "Tennisbanen" past. De sector Beheer heeft daartoe opgemerkt dat op grond van de CROW-norm van 1 à 1,5 auto per tennisbaan een voorziening van 31 parkeerplaatsen volstaat. Derhalve is de aanvraag voor een garagevergunning volgens de sector Beheer in strijd met het bestemmingsplan.
2.4. Het dagelijks bestuur heeft zich in het besluit van 9 maart 2009, in afwijking van het advies van de sector Beheer, afdeling Ruimte, op het standpunt gesteld dat er geen strijd is met wettelijke regelingen, waaronder het bestemmingsplan. Daartoe heeft het dagelijks bestuur in aanmerking genomen dat de in het advies genoemde CROW-norm niet in de voorschriften van het bestemmingsplan is opgenomen, zodat het niet aan die norm is gebonden. Verder zijn de weigeringsgronden van artikel 4, eerste lid, van de Garageverordening volgens het dagelijks bestuur niet aan de orde.
2.5. Tennispark Buitenveldert betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de in artikel 25, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan aangegeven "al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen" gelet op de tekst van dit artikellid uitsluitend ten dienste moeten staan van de tennisbanen. Tennispark Buitenveldert stelt zich op het standpunt dat de tekst achter de vier gedachtestrepen in artikel 25, eerste lid, gelet op de aanhef daarvan, nevenschikkend is. Dit volgt volgens Tennispark Buitenveldert ook uit de tekst achter de eerste gedachtestreep, waarin voor onder andere de horecavoorziening en winkel een relatie is gelegd met de tennisbanen, terwijl deze relatie voor de parkeervoorzieningen niet als zodanig is omschreven. Ten slotte voert Tennispark Buitenveldert aan dat het tweede lid van artikel 25 van het bestemmingsplan meer doeleinden dan alleen tennisbanen aanwijst ten dienste waarvan gebouwd mag worden.
2.5.1. De in het bestemmingsplan als "Tennisbanen (Rst)" aangewezen gronden zijn ingevolge de in het eerste lid van artikel 25 van de voorschriften opgenomen doeleindenomschrijving onder meer bestemd voor zowel tennisbanen - met inbegrip van onder andere daarbij behorende horecavoorziening en winkel - als al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen. De horecavoorziening en winkel moeten dienstig zijn aan het doeleinde tennisbanen. Daarentegen is in artikel 25, noch elders in het bestemmingsplan, een onderscheid aangebracht tussen tennisbanen en al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen in hoofd- en ondergeschikte doeleinde. Dit betekent dat deze doeleinden nevenschikkend zijn. Dit heeft de rechtbank niet onderkend. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat op basis van het geldende bestemmingsplan aan de omvang van de parkeervoorziening op de gronden bestemd voor "Tennisbanen (Rst)" geen grenzen kunnen worden gesteld. Derhalve is het besluit van 9 maart 2009 niet in strijd met het bestemmingsplan.
Het betoog slaagt.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De overige gronden behoeven geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 9 maart 2009 van het dagelijks bestuur alsnog ongegrond verklaren.
2.7. Bij besluit van 3 maart 2011 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op de door Tennispark Buitenveldert ingediende aanvraag om een garagevergunning. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de Afdeling slechts tot het oordeel komen dat aan dat besluit de grondslag is komen te ontvallen. Om die reden zal de Afdeling dat besluit vernietigen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 juli 2010 in zaak nr. 09/2035;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV. verklaart het beroep tegen het besluit van 3 maart 2011, kenmerk GAR/0401/09, gegrond;
V. vernietigt dat besluit;
VI. gelast dat het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid aan de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Tennispark Buitenveldert B.V. en Tennispark Buitenveldert - Projecten - B.V. en [appellant] het door hen voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 448,00 (zegge: vierhonderdachtenveertig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Den Broeder
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2011
419-637.