ECLI:NL:RVS:2011:BQ2647

Raad van State

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009088/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestemmingsplan en dwangsom bij verkoop tweedehands auto's

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Overschie, waarbij hem onder oplegging van een dwangsom is gelast de handel in tweedehands automobielen op bepaalde percelen te staken. Het besluit van 13 mei 2009 werd door het dagelijks bestuur gehandhaafd na een ongegrond verklaard bezwaar op 12 mei 2010. De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam verklaarde op 29 juli 2010 het beroep van [appellant] ongegrond. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden aanvulde in oktober 2010.

De Raad van State heeft de zaak op 8 april 2011 behandeld. Tijdens deze zitting waren zowel [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.H. Beek, als het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem, C. Descendre en dr. F.L. van Vliet, aanwezig. De Raad overwoog dat het gebruik van de percelen voor de verkoop van tweedehands auto's niet in overeenstemming is met de geldende bestemming 'Recreatie'. De Raad concludeerde dat er geen procesbelang was voor [appellant] en dat het dagelijks bestuur bevoegd was om handhavend op te treden. Het beroep op overgangsrecht werd verworpen, evenals het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat de situatie van [appellant] niet vergelijkbaar was met andere gevallen.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat de hoogte van de dwangsom niet onredelijk was. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 april 2011.

Uitspraak

201009088/1/H1.
Datum uitspraak: 27 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 29 juli 2010 in zaken nrs. 10/2473 en 10/2474 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Overschie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 mei 2009 heeft het dagelijks bestuur [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast de handel in tweedehands automobielen op de daarin genoemde percelen aan de [locatie] (hierna: de percelen), te staken en gestaakt te houden en het perceel vrij van bedrijvigheid op te leveren.
Bij besluit van 12 mei 2010 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 13 mei 2009 gehandhaafd.
Bij uitspraak van 29 juli 2010, verzonden op 30 juli 2010, heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 september 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 13 oktober 2010.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het dagelijks bestuur heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.H. Beek, advocaat te Capelle aan den IJssel, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem, C. Descendre en dr. F.L. van Vliet, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende Uitbreidingsplan in onderdelen "Kleiweg en omgeving" rust op de percelen de bestemming "Recreatie".
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 138, van de "Voorschriften verzamelherziening inzake gebruiksbepaling" is in deze herziening het uitbreidingsplan in onderdelen "Kleiweg en omgeving" begrepen.
Ingevolge artikel 2 is het verboden om onbebouwde gronden, gebouwen en andere bouwwerken, gelegen in de in artikel 1 bedoelde bestemmingsplannen, geheel of gedeeltelijk te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan gegeven bestemming, en/of het volgens de bij het plan behorende voorschriften uitsluitend toelaatbare gebruik, dan wel met de uit die voorschriften voortvloeiende aard van de bebouwing.
Ingevolge artikel 1 van de "Voorschriften tweede verzamelherziening inzake gebruiksbepaling" dient in de gebruiksbepalingen, die onder welke benaming ook onderdeel uitmaken van de bestemmingsplannen, die zijn vermeld in de bij deze voorschriften behorende bijlagen A en B, onder "gebruik" te worden verstaan: gebruiken, in gebruik geven, doen gebruiken of laten gebruiken.
In bijlage A is het uitbreidingsplan in onderdelen "Kleiweg en omgeving" vermeld.
2.2. Anders dan het dagelijks bestuur betoogt, bestaat geen grond voor het oordeel dat [appellant] geen procesbelang heeft bij een uitspraak op het hoger beroep van de aangevallen uitspraak.
2.3. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het dagelijks bestuur niet bevoegd was handhavend op te treden. Daartoe doet hij een beroep op het overgangsrecht.
2.3.1. Vast staat dat het gebruik van de percelen voor de verkoop van tweedehands auto's niet in overeenstemming is met de ter plaatse geldende bestemming.
2.3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 maart 2011, zaak nr.
201007005/1/H1), voorzien de bestemmingsplannen "Verzamelherziening inzake gebruiksbepaling" en "Tweede verzamelherziening inzake gebruiksbepaling" niet in overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. Hieruit volgt dat [appellant] geen beroep kan doen op in een planvoorschrift opgenomen overgangsrecht. Ter zitting heeft [appellant] erkend dat een foutieve publicatie van het bestemmingsplan "Verzamelherziening inzake gebruiksbepaling" - dat met ingang van 2 januari 2001 onherroepelijk is geworden - op de website van de gemeente Rotterdam, niet betekent dat er reeds daarom overgangsrecht geldt. Het betoog van [appellant] dat hij aan de publicatie op de website een gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen, faalt dan ook. De voorzieningenrechter heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat het dagelijks bestuur ter zake bevoegd is handhavend op te treden.
Het betoog faalt.
2.4. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.5. Het door [appellant] gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Het dagelijks bestuur heeft gemotiveerd uiteengezet dat de door [appellant] genoemde situatie op het perceel geen gelijk geval betreft, nu dat perceel weliswaar dezelfde bestemming heeft maar voor het met de bestemming strijdige gebruik van dat perceel krachtens artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling is verleend omdat het - anders dan in geval van [appellant] - bedrijfsmatig gebruik bij een woning betreft, en alleen in die gevallen een vrijstelling van reeds lang bestaand met het bestemmingsplan strijdig gebruik werd overwogen.
2.6. Voorts betoogt [appellant] dat de hoogte van de dwangsom niet in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsom.
2.6.1. [appellant] heeft deze in eerdere instantie aangevoerde grond in hoger beroep slechts herhaald en het hoger beroep bevat geen nadere motivering daarvan. In de overwegingen van de aangevallen uitspraak is de rechtbank hierop ingegaan. [appellant] heeft in het hogerberoepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die grond in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig zou zijn. Gelet hierop kan het aldus aangevoerde niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2011
357-672.