ECLI:NL:RVS:2011:BQ2638

Raad van State

Datum uitspraak
21 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100041/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2010'

Op 21 april 2011 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een inwoner van de gemeente Vlist tegen het besluit van de raad van de gemeente Vlist, dat op 26 oktober 2010 het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2010' had vastgesteld. De verzoeker vreesde dat de inwerkingtreding van het bestemmingsplan onomkeerbare gevolgen zou hebben, met name de aanleg van een fietspad naast zijn woning. Hij stelde dat het bestemmingsplan ten onrechte deze mogelijkheid voorziet.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 april 2011, waar de verzoeker werd vertegenwoordigd door mr. J. Wildschut en P.J.W. Smit van adviesbureau Adromi B.V., en de raad werd vertegenwoordigd door mr. S.W. Boot, advocaat te Rotterdam. De voorzitter oordeelde dat het bestemmingsplan een actualisering is van eerdere bestemmingsplannen en dat de bestemming 'Agrarisch met waarden (AW)' geen aanleg van fietspaden mogelijk maakt zonder aparte besluitvorming.

De voorzitter concludeerde dat de toezegging van de raad, dat er geen fietspaden op de desbetreffende gronden zouden worden aangelegd, geen betekenis had, omdat de gronden in eigendom zijn van derden. Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de voorzitter van mening was dat de aanleg van fietspaden niet is toegestaan op de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden (AW)'. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201100041/2/R1.
Datum uitspraak: 21 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Vlist,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 januari 2011, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 januari 2011, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 april 2011, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. J. Wildschut en P.J.W. Smit, beiden werkzaam bij milieutechnisch en juridisch adviesbureau Adromi B.V., en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.W. Boot, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het bestemmingsplan vormt een actualisering van onder meer drie bestemmingsplannen die zien op het buitengebied van Vlist. In het bestemmingsplan is aan een groot deel van de gronden de bestemming "Agrarisch met waarden (AW)" toegekend.
2.3. [verzoeker] beoogt met zijn verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan te voorkomen. Hij vreest dat op de percelen naast zijn woning een fietspad wordt aangelegd. Hij voert aan dat het bestemmingsplan ten onrechte in deze mogelijkheid voorziet.
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de bestemming "Agrarisch met waarden (AW)" de aanleg van fietspaden niet mogelijk maakt. Daarvoor is volgens de raad een separate besluit- en/of planvorming nodig. Onder verwijzing naar een brief van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 8 april 2011, die opdrachtgever is van het provinciaal fietspadenplan, is voorts toegezegd dat geen fietspaden op de desbetreffende gronden worden aangelegd.
2.3.2. Ingevolge artikel 3.1.1, onder g, van de planregels zijn de voor de bestemming "Agrarisch met waarden (AW)" aangewezen gronden bestemd voor extensief recreatief medegebruik.
Ingevolge artikel 1 wordt onder "extensieve recreatie" verstaan vormen van recreatief (mede)gebruik in een gebied, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandelen, fietsen, paardrijden en vissen.
2.3.3. Ter zitting is gebleken dat de desbetreffende gronden naast het perceel van [verzoeker] in eigendom zijn van derden. In zoverre komt aan de toezegging geen betekenis toe.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter brengt een redelijke uitleg van artikel 3.1.1, onder g, gelezen in samenhang met artikel 1, van de planregels, met zich dat de aanleg van fietspaden niet is toegestaan ter plaatse van de gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden (AW)", omdat daarmee specifiek beslag wordt gelegd op de ruimte. Gelet hierop bestaat er geen grond om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2011
270-668.