ECLI:NL:RVS:2011:BQ2621
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.A.W. Scholten-Hinloopen
- A.J. Soede
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Recreatiegebied De Vlietlanden
Op 21 oktober 2010 heeft de raad van de gemeente Wervershoof, thans gemeente Medemblik, het bestemmingsplan "Recreatiegebied De Vlietlanden" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen op 12 januari 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun beroep op 27 januari 2011 hebben aangevuld. Gelijktijdig met het indienen van het beroep hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 13 april 2011 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting waren [verzoeker] en anderen vertegenwoordigd door hun gemachtigde en advocaat, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door twee advocaten en een ambtenaar. Ook de Vereniging van Eigenaren Vlietbelangen en andere belanghebbenden waren ter zitting aanwezig.
De voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan beoogt een juridisch-planologisch kader te bieden voor zowel recreatief gebruik als permanente bewoning van de recreatiewoningen. De raad en de Vereniging van Eigenaren Vlietbelangen hebben betoogd dat het verzoek van [verzoeker] en anderen moet worden afgewezen, omdat zij geen rechtstreeks betrokken belang hebben bij het besluit. Dit werd onderbouwd met de stelling dat [verzoeker] en anderen op een afstand van ten minste 1700 meter van het recreatiepark wonen en geen zicht hebben op het plangebied.
De voorzitter concludeert dat deze afstand te groot is om een rechtstreeks betrokken belang aan te nemen. Bovendien hebben [verzoeker] en anderen geen feiten of omstandigheden aangedragen die hun belang zouden kunnen onderbouwen. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid is niet voldoende. Daarom verwacht de voorzitter dat [verzoeker] en anderen in de bodemprocedure niet als belanghebbenden zullen worden aangemerkt, wat leidt tot de conclusie dat hun beroep niet-ontvankelijk zal zijn. Gelet op deze overwegingen heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.