201009513/1/H2.
Datum uitspraak: 27 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Den Haag,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 augustus 2010 in zaak nr. 10/893 in het geding tussen:
de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (thans: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, hierna: het bestuur).
Bij besluit van 16 december 2009 heeft het bestuur het verzoek van [appellant] om peiljaarverlegging afgewezen.
Bij besluit van 8 februari 2010 heeft het bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
Bij uitspraak van 20 augustus 2010, verzonden op 24 augustus 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 oktober 2010, hoger beroep ingesteld.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Bij brieven van 20 december 2010 en 11 januari 2011 hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Het bestuur heeft bij besluit van 16 december 2009 het verzoek om peiljaarverlegging afgewezen. Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, gedateerd op 3 februari 2010, ingekomen bij het bestuur op 4 februari 2010, een bezwaarschrift ingediend. Het bestuur heeft het bezwaar vervolgens niet-ontvankelijk verklaard, omdat het is ingediend buiten de in artikel 6:7 van de Awb voorgeschreven termijn en geen redenen zijn aangevoerd om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
2.3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestuur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het besluit van 16 december 2009 is op 16 december 2009 aan [appellant] verzonden. De bezwaartermijn is derhalve op 17 december 2009 aangevangen, en geëindigd op 27 januari 2010. Het bezwaarschrift van 3 februari 2010 is derhalve niet tijdig ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is de geconstateerde termijnoverschrijding op grond van de door [appellant] aangevoerde redenen niet verschoonbaar. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat het besluit van 16 december 2009 uitdrukkelijk staat vermeld dat de bezwaartermijn zes weken bedraagt, waardoor de termijnoverschrijding voor rekening en risico van [appellant] komt. Zowel [appellant] als zijn toenmalige advocaat hadden bovendien de mogelijkheid om een pro forma bezwaarschrift in te dienen. De moeizame contacten tussen [appellant] en zijn advocaat doen daar volgens de rechtbank niet aan af.
De Afdeling ziet geen grond voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank. De door [appellant] in hoger beroep aangevoerde argumenten komen neer op een herhaling van hetgeen hij reeds bij de rechtbank heeft aangevoerd en geven niet aan waarom de overwegingen van de rechtbank onjuist zouden zijn. De rechtbank heeft de argumenten terecht en op goede gronden verworpen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2011