ECLI:NL:RVS:2011:BQ1867

Raad van State

Datum uitspraak
20 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006999/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan herziening en bouwvergunningen varkensstallen

In deze zaak gaat het om de herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied-Noord 1H" door de raad van de gemeente Hulst, vastgesteld op 22 april 2010. Appellanten, [appellante A] en [appellant B], hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vinden dat het bestemmingsplan ten onrechte geen bouwvlak en aanduiding "intensieve veehouderij" heeft opgenomen voor hun percelen, waar zij een onherroepelijke bouwvergunning voor een varkensstal hebben. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het verzoek van appellanten niet kan worden gehonoreerd, omdat het plan niet tot een ingrijpende aanpassing van het bestemmingsplan strekt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 maart 2011 behandeld, waarbij de appellanten vertegenwoordigd waren door mr. J. van Groningen en de raad door ing. E. Gerritse en P. Verstraten.

De Afdeling overweegt dat de raad bij het vaststellen van de begrenzing van het bestemmingsplan een grote mate van beleidsvrijheid toekomt, maar dat deze vrijheid niet zo ver strekt dat de raad in strijd met een goede ruimtelijke ordening kan handelen. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de herzieningsgrens ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening strekt. De bezwaren van appellanten worden verworpen, omdat de gewenste varkensstallen niet overeenkomen met het bestaande gebruik en er geen garantie is dat de omgevingsvergunning kan worden verleend. De Afdeling verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201006999/1/R2.
Datum uitspraak: 20 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante A], gevestigd te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, en [appellant B], wonend te Boxtel,
en
de raad van de gemeente Hulst,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2010, kenmerk Rb2010/25, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied-Noord 1H" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 juli 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 maart 2011, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, en de raad, vertegenwoordigd door ing. E. Gerritse en P. Verstraten, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied Noord".
2.2. [appellanten] betogen dat het plan ten onrechte niet de percelen [locatie 1] en [locatie 2] omvat, terwijl zij in het bezit zijn van een onherroepelijke bouwvergunning voor de bouw van een varkensstal op de genoemde percelen. De raad heeft ten onrechte aan de genoemde percelen geen bouwvlak van voldoende omvang en geen aanduiding "intensieve veehouderij" toegekend, aldus [appellanten].
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het verzoek van [appellanten] om het plan mede betrekking te laten hebben op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] niet kan worden gehonoreerd, omdat het plan niet strekt tot een ingrijpende aanpassing van het bestemmingsplan "Buitengebied Noord".
2.2.2. Uit de plantoelichting blijkt dat het plan in de eerste plaats de aanpassing van het bestemmingsplan "Buitengebied Noord" betreft aan het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten en de uitspraak van de Afdeling van 18 januari 2006 in zaak nr.
200503205/1. In de tweede plaats vindt in het plan in beperkte mate actualisering plaats van een aantal perceelsgebonden situaties en onderdelen van de bestemmingsregeling. De herziening strekt niet tot een ingrijpende aanpassing van het bestemmingsplan "Buitengebied Noord". Met het plan worden geen structurele beleidsmatige wijzigingen beoogd.
2.2.3. De Afdeling begrijpt de bezwaren van [appellanten] aldus dat deze zijn gericht tegen de begrenzing van het plan. Gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzing van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht. Hiervan is niet gebleken. De raad heeft de actualisering van de perceelsgebonden situaties in het plan beperkt tot verleende vrijstellingen, onherroepelijk geworden wijzigingsplannen en bebouwing die abusievelijk onder het overgangsrecht was gebracht, waarbij in alle gevallen sprake was van bestaande bebouwing en bestaand gebruik. Gelet op de integrale herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied Noord" die wordt voorbereid is er volgens de raad geen aanleiding de herziening verder uit te breiden. De Afdeling acht dit standpunt niet onredelijk.
De door [appellanten] gewenste varkensstallen komen niet overeen met het bestaand gebruik en eventuele bestaande bebouwing op de percelen [locatie 1] en [locatie 2]. Bovendien staat niet vast dat de omgevingsvergunning voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting kan worden verleend. Het betoog van [appellanten] dat de onherroepelijke bouwvergunningen voor de bouw van een varkensstal ertoe hadden moeten leiden dat het plan mede de percelen [locatie 1] en [locatie 2] omvat, kan dan ook niet slagen.
2.2.4. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de herzieningsgrens strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is in zoverre ongegrond.
2.3. Voorts betogen [appellanten] dat ten onrechte geen groter bouwvlak is opgenomen voor het plandeel voor het perceel [locatie 3]. Hierdoor beschikt [appellant B] over onvoldoende ontwikkelingsruimte.
2.3.1. De raad ziet geen aanleiding voor het perceel [locatie 3] een groter bouwvlak op te nemen. Nu het bestemmingsplan "Buitengebied Noord" bovendien voorziet in een uitbreidingsmogelijkheid van 10%, beschikt het bedrijf over voldoende ontwikkelingsruimte, aldus de raad.
2.3.2. Uit de plantoelichting blijkt dat naar aanleiding van de onthouding van goedkeuring aan het plandeel voor het perceel [locatie 3] in het bestemmingsplan "Buitengebied Noord", het bouwvlak voor dit perceel in zoverre is aangepast dat de bestaande mestopslagen binnen het bouwvlak vallen. [appellanten] hebben niet aangevoerd dat de onthouding van goedkeuring niet goed is gerepareerd. Voorts hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat de feiten en omstandigheden ten opzichte van de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Noord" zodanig zijn veranderd dat in het herzieningsplan een groter bouwvlak had moeten worden opgenomen. Gelet op het overwogene in 2.2.2. heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is voor een verdergaande vergroting van het bouwvlak voor het perceel [locatie 3].
2.4. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel voor het perceel [locatie 3] strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is in zoverre ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2011
12-683.