ECLI:NL:RVS:2011:BQ1838

Raad van State

Datum uitspraak
11 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011473/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan "Kom Vlijmen, inclusief de Vliedberg"

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 11 april 2011 uitspraak gedaan over de verzoeken om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Kom Vlijmen, inclusief de Vliedberg". Het bestemmingsplan werd vastgesteld door de raad van de gemeente Heusden op 21 september 2010. Verzoekers, waaronder [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2], hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij onder andere verzochten om schorsing van het besluit. De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 16 maart 2011, waar de verzoekers en de raad vertegenwoordigd waren.

De voorzitter heeft vastgesteld dat [verzoeker sub 1] eigenaar is van een machinaal timmerbedrijf dat niet volledig positief is bestemd in het bestemmingsplan, wat nadelige gevolgen heeft voor zijn bedrijfsvoering. De voorzitter oordeelt dat het beroep van [verzoeker sub 1] in de hoofdzaak waarschijnlijk gegrond zal zijn en schorst het plandeel dat betrekking heeft op zijn bedrijf.

Daarnaast hebben [verzoekster sub 2] en anderen bezwaar gemaakt tegen de mogelijkheid van geluidsschermen langs de rijksweg A59, die hun zicht op de bedrijven zou ontnemen. De voorzitter heeft ook voor dit verzoek aanleiding gezien om het bestemmingsplan te schorsen, om onomkeerbare gevolgen te voorkomen. De voorzitter heeft de raad van de gemeente Heusden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers en gelast dat het griffierecht wordt vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 april 2011.

Uitspraak

201011473/2/R3.
Datum uitspraak: 11 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoekster sub 2], gevestigd te [plaats], en anderen,
en
de raad van de gemeente Heusden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 september 2010, nummer OLOGMK02, heeft de raad het bestemmingsplan "Kom Vlijmen, inclusief de Vliedberg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 december 2010, en [verzoekster sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 december 2010, beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op
13 december 2010, heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Eveneens bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 december 2010, hebben [verzoekster sub 2] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 16 maart 2011, waar [verzoeker sub 1], vertegenwoordigd door R. van Laarhoven, [verzoekster sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door mr. M.M.W.H. Holtackers, advocaat te Tilburg, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.T.G. Küper, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Het verzoek van [verzoeker sub 1]
2.2. [verzoeker sub 1] is eigenaar van een machinaal timmerbedrijf op het perceel [locatie] te Vlijmen. [verzoeker sub 1] betoogt dat het aanwezige bedrijf ten onrechte niet in zijn geheel als zodanig is bestemd, waardoor een deel van de aanwezige bebouwing en het gebruik daarvan onder het overgangsrecht is gebracht. Omdat deze situatie nadelig is voor de reguliere bedrijfsvoering verzoekt [verzoeker sub 1] een voorlopige voorziening te treffen.
2.2.1. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de Afdeling vast dat de raad niet heeft beoogd het bestaande bedrijf niet positief te bestemmen. De verwachting bestaat dan ook dat het beroep van [verzoeker sub 1] in de hoofdzaak gegrond zal worden verklaard. Gelet op de betrokken belangen ziet de voorzitter aanleiding tot schorsing van het betreffende plandeel, opdat kan worden teruggevallen op het thans geldende bestemmingsplan "Buitengebied" waarin het bedrijf wel in zijn geheel als zodanig is bestemd.
Het verzoek van [verzoekster sub 2] en anderen
2.3. [verzoekster sub 2] en anderen hebben percelen en bedrijven op het bedrijventerrein "Nassaulaan" ter hoogte van de Parallelweg Oost te Vlijmen aan de zuidzijde van de rijksweg A59. Zij betogen onder meer dat het plan ten onrechte geluidsschermen mogelijk maakt langs deze rijksweg. Als gevolg van de plaatsing van de geluidsschermen zullen hun bedrijven geheel aan het zicht worden onttrokken. [verzoekster sub 2] en anderen betogen onder meer dat de raad niet heeft gemotiveerd of deze geluidsschermen noodzakelijk zijn. Voorts zijn de gevolgen van de geluidsschermen voor het milieu en de omgeving onvoldoende onderzocht en is bij de belangenafweging geen rekening gehouden met het belang van de bedrijven dat de locatie een zichtlocatie blijft. Om te voorkomen dat de schermen worden geplaatst en zo een onomkeerbare situatie ontstaat, verzoeken [verzoekster sub 2] en anderen om schorsing van het besluit voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Verkeer - Snelweg" langs de zuidkant van de rijksweg en het plandeel met de bestemming "Verkeer - Snelweg" en de aanduiding "vrijwaringszone - weg 1" ten noorden van de rijksweg. Ter zitting hebben partijen toegelicht dat het met name gaat om voornoemde plandelen, voor zover deze liggen tussen de Tunnelweg en het verlengde van de Industriestraat.
2.3.1. Tussen partijen is niet in geschil dat aan de zuidzijde thans geen geluidsschermen staan, waardoor de bedrijven en percelen van [verzoekster sub 2] en anderen vanaf de rijksweg zichtbaar zijn. Het plan voorziet in de mogelijkheid om aan de zuidzijde geluidsschermen te plaatsen.
De raad heeft ter zitting toegelicht dat voor de beoogde geluidsschermen aan de zuidzijde reeds bouwvergunningen door het college van burgemeester en wethouders zijn verleend op basis van het thans nog geldende bestemmingsplan. Over deze bouwvergunningen wordt nog een procedure bij de rechtbank gevoerd, waarbij onder meer in geschil is of het thans nog geldende bestemmingsplan een basis kan bieden voor de bouwvergunningen voor de geluidsschermen. De raad heeft geen bezwaar tegen het treffen van een voorlopige voorziening voor deze geluidsschermen aan de zuidzijde van de rijksweg A59.
Gelet op de gegeven toelichting van de raad ter zitting en om te voorkomen dat door de rechtbank in de vergunningprocedure, na een eventuele vernietiging, betekenis wordt toegekend aan voornoemd plandeel en uit de inwerkingtreding van het plan zou worden afgeleid dat de daarin neergelegde bestemming ter plaatse als een gegeven zou moeten worden beschouwd, ziet de voorzitter aanleiding om het verzoek in zoverre toe te wijzen en het bestemmingsplan te schorsen voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Verkeer - Snelweg" langs de zuidkant van de rijksweg tussen de Tunnelweg en het verlengde van de Industriestraat, zoals op de bijgevoegde kaarten is weergegeven.
2.3.2. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat aan de noordzijde van de rijksweg reeds geluidsschermen staan en het plan voorziet in de mogelijkheid om deze geluidsschermen te verhogen.
Ten aanzien van deze geluidsschermen stelt de raad zich op het standpunt dat [verzoekster sub 2] en anderen bij het betreffende plandeel geen belang hebben, omdat aan die kant reeds geluidsschermen staan en hierdoor vanaf de achter deze geluidsschermen liggende gronden geen zicht is op de bedrijven.
De voorzitter acht aannemelijk dat aan de noordzijde geen relevante zichtlijnen in de richting van de bedrijven van [verzoekster sub 2] en anderen aanwezig zijn. [verzoekster sub 2] en anderen hebben het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Niettemin hebben [verzoekster sub 2] en anderen naar voorlopig oordeel wel een belang bij dit plandeel en het treffen van een voorlopige voorziening hiervoor. Niet uitgesloten is dat bij verhoging van de aanwezige geluidsschermen aan de noordzijde van de rijksweg door de weerkaatsing van het geluid tegen de voorziene schermen richting het zuiden aan de zuidzijde van de rijksweg gevolgen worden ondervonden. Indien deze ontwikkeling ertoe leidt dat aan de zuidzijde van de rijksweg geluidsschermen noodzakelijk zijn om een goed woon- en leefklimaat bij de woningen in het gebied direct naast de percelen van [verzoekster sub 2] en anderen te waarborgen, ondervinden ook [verzoekster sub 2] en anderen nadelige gevolgen van deze geluidsschermen aan de zuidzijde van de rijksweg, door het verlies van zicht op hun bedrijven.
2.3.3. Gelet op het voorgaande, op de onomkeerbare gevolgen die door de plaatsing dan wel verhoging van de geluidschermen kunnen ontstaan en op de betrokken belangen, ziet de voorzitter aanleiding het verzoek ook voor dit deel toe te wijzen en het bestemmingsplan te schorsen voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Verkeer - Snelweg" en de aanduiding "vrijwaringszone - weg 1" langs de noordkant van de rijksweg tussen de Tunnelweg en het verlengde van de Industriestraat, zoals op de bijgevoegde kaarten is weergegeven.
2.4. Ten overvloede merkt de voorzitter op dat indien uit de procedure bij de rechtbank volgt dat de bouwvergunningen voor de geluidsschermen aan de zuidzijde van de rijksweg A59 terecht op grond van het thans geldende bestemmingsplan zijn verleend, de raad desgewenst op grond van artikel 8:87, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht een verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening bij de Afdeling kan indienen. In die procedure kan ook het belang van [verzoekster sub 2] en anderen bij het voortduren van de schorsing van het plandeel aan de noordzijde van de rijksweg A59 opnieuw beoordeeld worden.
Proceskosten
2.5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Heusden van 21 september 2010, nummer OLOGMK02, waarbij het bestemmingsplan ""Kom Vlijmen, inclusief de Vliedberg" is vastgesteld, voor zover het betreft:
a. het plandeel met de bestemming "Bedrijf" voor het perceel [locatie] te Vlijmen;
b. het plandeel met de bestemming "Verkeer - Snelweg" en de aanduiding "vrijwaringszone - weg 1" aan de noordzijde van de rijksweg A59 en het plandeel met de bestemming "Verkeer - Snelweg" aan de zuidzijde van de rijksweg A59, beide plandelen voor zover deze liggen tussen de Tunnelweg en het verlengde van de Industriestraat, zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaarten;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Heusden tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en tot vergoeding van bij [verzoekster sub 2] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Heusden aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [verzoeker sub 1] en € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) voor [verzoekster sub 2] en anderen vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2011
350-679.
<HR>
Kaart 1
<HR>
Kaart 2
<HR>
Kaart 3