ECLI:NL:RVS:2011:BQ1047

Raad van State

Datum uitspraak
13 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008592/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor verbouwing winkelhuis tot appartementen in Eindhoven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin het beroep van de appellanten tegen de verlening van een bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven ongegrond werd verklaard. De bouwvergunning, verleend op 10 september 2008, betrof de verbouwing van een winkelhuis met bovenwoning tot drie etageappartementen op een perceel in Eindhoven. De appellanten, bewoners van de omgeving, stelden dat het bouwplan niet voldeed aan redelijke eisen van welstand en dat hun privacy, geluidshinder en lichtinval negatief beïnvloed zouden worden door de realisatie van het plan.

De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geconcludeerd dat het bouwplan voldeed aan de welstandscriteria en dat de bezwaren van de appellanten geen weigeringsgronden vormden volgens artikel 44 van de Woningwet. De appellanten gingen in hoger beroep, maar de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de rechtbank met juistheid had geoordeeld dat de bezwaren van de appellanten niet voldoende onderbouwd waren en dat het college gehouden was de bouwvergunning te verlenen, aangezien er geen relevante weigeringsgronden aanwezig waren.

De uitspraak van de Raad van State werd gedaan in naam der Koningin en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De zaak werd behandeld op 15 maart 2011 en de uitspraak werd gedaan op 13 april 2011.

Uitspraak

201008592/1/H1.
Datum uitspraak: 13 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 juli 2010 in zaak nr. 09/1504 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 september 2008 heeft het college aan [vergunninghouder] reguliere bouwvergunning verleend voor het verbouwen van een winkelhuis met bovenwoning tot drie etageappartementen op het perceel [locatie] te Eindhoven (hierna: het perceel).
Bij besluit van 19 maart 2009 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juli 2010, verzonden op 28 juli 2010, heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 september 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 maart 2011, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven, en het college, vertegenwoordigd door mr. T. Peels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellanten] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college ten onrechte heeft geconcludeerd dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Volgens hen past het niet in de omgeving.
2.1.1. [appellanten] hebben hun betoog niet nader met concrete gegevens onderbouwd. Voorts is uit de stukken en hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen, niet gebleken dat de welstandscommissie van de gemeente Eindhoven bij de beoordeling van het bouwplan geen rekening heeft gehouden met de omgeving ervan. De rechtbank heeft daarom met juistheid geoordeeld dat het college terecht tot de conclusie is gekomen dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Het betoog faalt.
2.2. [appellanten] betogen verder dat de rechtbank heeft miskend dat het college de bouwvergunning niet had mogen verlenen, nu als gevolg van realisering van het bouwplan hun privacy wordt aangetast, zij geluidhinder zullen ondervinden, en de lichtinval op hun perceel zal verslechteren.
2.2.1. De rechtbank heeft, gelet op artikel 44 van de Woningwet, terecht overwogen dat het college uitsluitend dient te beoordelen of zich voor de bouwvergunning een van de in dat artikel opgenomen weigeringsgronden voordoet. Als dat niet het geval is, moet de bouwvergunning worden verleend; als dat wel zo is, moet deze worden geweigerd. Nu hetgeen [appellanten] hebben betoogd ten aanzien van privacy, geluidhinder en lichtinval geen weigeringsgronden zijn als bedoeld in voormeld artikel, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college gehouden was de gevraagde bouwvergunning te verlenen. Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2011
457-619.