201005848/1/R3.
Datum uitspraak: 13 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te [woonplaats], verenigd onder de naam Belangenvereniging Locatie Huisman,
de raad van de gemeente Hardenberg,
verweerder.
Bij besluit van 15 juni 2010, kenmerk 132928, heeft de raad het bestemmingsplan "Balkbrug, woongebied Pluimswijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 juni 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2011, waar [appellant] en anderen, bij monde van [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door K. Pielman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
2.1. Het plan voorziet in de aanleg van een woongebied met twintig vrijstaande woningen in de kern Balkbrug.
2.2. [appellant] en anderen voeren aan dat, voordat het ontwerpplan ter inzage werd gelegd, het belangrijkste gedeelte van de inhoud van het plan al besloten lag in de privaatrechtelijke overeenkomsten, die de gemeente met instemming van de raad heeft gesloten met de projectontwikkelaar over de locatie Pluimswijk. Zij stellen dat aan hen geen inspraakmogelijkheden zijn geboden omtrent deze overeenkomsten en dat de raad bij het vaststellen van het plan vooringenomen was.
Verder stellen zij dat de raad inhoudelijk niet is ingegaan op de zienswijze die zij hebben ingediend.
2.2.1. Hoewel de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening niet verplichten tot het bieden van inspraakmogelijkheden, is in dit geval inspraak geboden op het voorontwerp van het bestemmingsplan. Daarvan hebben [appellant] en anderen gebruik gemaakt. Voorts is de raad inhoudelijk ingegaan op de door hen tegen het ontwerp van het bestemmingsplan ingebrachte zienswijze. Dat de raad in deze zienswijze geen aanleiding heeft gezien om het plan niet of gewijzigd vast te stellen en de gemeente het woongebied samen met een projectontwikkelaar zal gaan ontwikkelen en daartoe overeenkomsten heeft gesloten, brengt niet reeds met zich dat de raad bij de ongewijzigde vaststelling van het plan heeft gehandeld in strijd met artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3. [appellant] en anderen stellen dat het plan voorziet in de bouw van twintig woningen in het duurdere segment van de woningenmarkt, waaraan volgens hen geen behoefte bestaat. Bovendien is het plan in strijd met de Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: Omgevingsverordening), nu niet slechts wordt gebouwd voor de lokale behoefte, aldus [appellant] en anderen.
2.3.1. De raad neemt het standpunt in dat uit onderzoeken blijkt dat in Hardenberg behoefte is aan nieuwbouw. De raad wil hierbij ook tegemoet komen aan de woonwensen van mensen met hogere inkomens. Hierdoor zullen mensen met hogere inkomens zich volgens de raad sterker verbonden voelen met de gemeente. Verder ontstaan door een verruiming van het aanbod aan de bovenkant van de woningmarkt doorstromingsmogelijkheden op deze markt, aldus de raad.
2.3.2. Ingevolge artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder a, en lid 7.2, onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden onder andere bestemd voor wonen, waarbij het aantal woningen niet meer bedraagt dan twintig, met dien verstande dat de woningen vrijstaand worden gebouwd.
2.3.3. Volgens het woonplan 2008-2012 van de gemeente Hardenberg komt uit onderzoek naar de woonbehoefte naar voren dat er wat betreft woningbouw meer ruimte dient te zijn voor keuzevrijheid en dat er behoefte bestaat aan meer kaveluitgifte voor zelfrealisatie van een woning. Het doel hiervan is onder andere om meer mensen met hogere inkomens te binden aan de gemeente Hardenberg.
2.3.4. [appellant] en anderen hebben geen nadere argumenten aangevoerd voor hun stelling dat aan bedoelde vrijstaande woningen geen behoefte is in Hardenberg en dat de raad zich niet heeft mogen baseren op voormeld woonplan. Dat de voorziene vrijstaande woningen niet uitsluitend bedoeld zijn voor de lokale behoefte in Hardenberg brengt niet met zich dat het plan in strijd is met de Omgevingsverordening, nu de raad in overeenstemming met artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening overleg heeft gevoerd met het college van gedeputeerde staten van Overijssel, dat heeft ingestemd met het plan. Het betoog faalt.
Overigens heeft de raad in verband met de behoefte ter zitting naar voren gebracht dat een aantal kavels inmiddels in optie is gegeven en dat reeds verschillende potentiële kopers zich hebben aangemeld voor een bouwkavel.
2.4. [appellant] en anderen stellen dat het plangebied thans een groengebied vormt aan de rand van de Ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS). Het plan zal volgens hen leiden tot een aantasting van natuurwaarden en van beschermde diersoorten in het plangebied en het nabijgelegen bosgebied. Verder zal het plan volgens hen leiden tot een aantasting van het groene karakter van het landschap, wat in strijd is met de Omgevingsverordening.
2.4.1. De raad stelt dat het plan niet zal leiden tot een aantasting van beschermde diersoorten en natuurwaarden gelegen in de EHS. Verder zal het plangebied zo worden ingericht, dat het groene karakter hiervan niet verloren gaat.
2.4.2. In de 'Natuurtoets Huisman te Balkbrug' van 22 juni 2007, van het onderzoeksbureau Oranjewoud Nederland, is vermeld dat zich naar verwachting in het plangebied enkele beschermde diersoorten bevinden. Het merendeel van deze soorten gebruikt het plangebied voornamelijk als foerageergebied. Er worden geen negatieve effecten op strikt beschermde plant- of diersoorten of op de natuurwaarden van de nabijgelegen EHS verwacht. Geconcludeerd wordt dat het bepaalde in de Flora- en faunawet niet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het voorgaande onjuist is.
Het plangebied zal worden ingericht met bos, water en groenvoorzieningen tussen de woningen. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot een ernstige aantasting van het groene karakter van het gebied. Verder maakt het plangebied zelf geen onderdeel uit van de EHS. Gelet op het bovenstaande is het plan in zoverre niet strijdig met de Omgevingsverordening.
2.5. [appellant] en anderen hebben bezwaren tegen een plandeel met de bestemming "Verkeer-Verblijf" en de aanduiding 'pad' dat betrekking heeft op de grond tussen de percelen Zwolseweg 21 en 23. Zij voeren aan dat de weg, hoewel deze is bedoeld voor de ontsluiting van het plangebied voor hulpverleningsdiensten bij calamiteiten, op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening te smal zal zijn voor calamiteitenverkeer.
2.5.1. De regelgeving betreffende de minimale breedte van een ontsluitingsweg waar [appellant] en anderen in hun brief van 11 februari 2011 naar verwijzen is afkomstig uit de bouwverordening van de gemeente Hardenberg (hierna: de bouwverordening). Ingevolge artikel 5.1.2 van de bouwverordening dient een geschikte verbindingsweg met een minimale breedte van 4,5 m aanwezig te zijn tussen een bouwwerk dat bestemd is voor het verblijf van mensen en de openbare weg, indien dit bouwwerk ligt op een afstand van meer dan 10 m van een openbare weg. Het plandeel met de bestemming "Verkeer-Verblijf", zonder voormelde aanduiding, maakt een openbare weg mogelijk waarop de woningen, die op minder dan 10 meter van deze weg kunnen worden gebouwd, worden ontsloten. De situatie als bedoeld in de bouwverordening lijkt zich in zoverre niet voor te doen. Voorts is het door [appellant] en anderen bedoelde pad niet bedoeld als verbindingsweg in de zin van de bouwverordening. Het betoog faalt.
2.6. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Kegge
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2011