ECLI:NL:RVS:2011:BQ0754
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- A.B.M. Hent
- C.E.C.M. van Roosmalen
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting
In deze zaak heeft de vreemdeling, die in het Uitzetcentrum Zestienhoven is geplaatst, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is gedaan in het kader van een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, die op 8 december 2010 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond had verklaard. De vreemdeling vreest op korte termijn te worden uitgezet en vraagt de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om te voorkomen dat dit gebeurt totdat het hoger beroep is behandeld.
De voorzitter overweegt dat de plaatsing van de vreemdeling in het Uitzetcentrum Zestienhoven inderdaad een spoedeisend belang met zich meebrengt, zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Echter, de voorzitter kan niet uitsluiten dat de eerdere uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven, maar er zijn op dit moment geen gronden om aan te nemen dat de gevraagde vergunning niet had mogen worden geweigerd. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De beslissing van de voorzitter is genomen op 4 april 2011 en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de ambtenaar van staat.