ECLI:NL:RVS:2011:BQ0754

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100190/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting

In deze zaak heeft de vreemdeling, die in het Uitzetcentrum Zestienhoven is geplaatst, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is gedaan in het kader van een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, die op 8 december 2010 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond had verklaard. De vreemdeling vreest op korte termijn te worden uitgezet en vraagt de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om te voorkomen dat dit gebeurt totdat het hoger beroep is behandeld.

De voorzitter overweegt dat de plaatsing van de vreemdeling in het Uitzetcentrum Zestienhoven inderdaad een spoedeisend belang met zich meebrengt, zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Echter, de voorzitter kan niet uitsluiten dat de eerdere uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven, maar er zijn op dit moment geen gronden om aan te nemen dat de gevraagde vergunning niet had mogen worden geweigerd. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

De beslissing van de voorzitter is genomen op 4 april 2011 en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de ambtenaar van staat.

Uitspraak

201100190/2/V3.
Datum uitspraak: 4 april 2011
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, van 8 december 2010 in zaak nr. 09/36771 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 september 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 8 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 5 januari 2011, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzitter bij brief, binnengekomen op 30 maart 2011, verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat de vreemdeling wordt uitgezet gedurende de behandeling van het ingestelde hoger beroep.
Aan dit verzoek is ten grondslag gelegd dat hij op korte termijn uit Nederland dreigt te worden uitgezet.
2.2. De omstandigheid dat de vreemdeling met het oog op zijn uitzetting inmiddels in het Uitzetcentrum Zestienhoven is geplaatst levert thans een spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht op. Niet valt op voorhand uit te sluiten dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven. Er is thans evenwel geen grond om aan te nemen dat uiteindelijk zal blijken dat de gevraagde vergunning niet had mogen worden geweigerd. Onder deze omstandigheden bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening geen grond. Het verzoek dient dan ook als ongegrond te worden afgewezen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van staat.
w.g. Hent
voorzitter
w.g. Van Roosmalen
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2011
53-595.
Verzonden: 4 april 2011
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser