ECLI:NL:RVS:2011:BQ0752

Raad van State

Datum uitspraak
5 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009709/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • B. van Wagtendonk
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel en de beoordeling van psychische problemen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister voor Immigratie en Asiel tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, die de afwijzing van een asielaanvraag door de minister had vernietigd. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was afgewezen op basis van een advies van MediFirst, waarin werd gesteld dat er geen medische problematiek was die de verklaringen van de vreemdeling zou beïnvloeden. Echter, het MAPP-rapport, dat na het besluit was opgesteld, concludeerde dat de vreemdeling psychische problemen had die zijn vermogen om coherent te verklaren beïnvloedden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de minister onvoldoende zorgvuldig had gehandeld door het MAPP-rapport niet in zijn besluitvorming te betrekken. De minister stelde in hoger beroep dat de voorzieningenrechter ten onrechte had overwogen dat het MAPP-rapport een concreet aanknopingspunt voor twijfel aan het MediFirst-advies opleverde. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en oordeelde dat de minister had moeten onderzoeken of het MediFirst-advies, ondanks het MAPP-rapport, als voldoende onderbouwing voor zijn besluit kon dienen. De minister werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de vreemdeling.

Uitspraak

201009709/1/V2.
Datum uitspraak: 5 april 2011
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 30 september 2010 in zaak nrs. 10/30111 en 10/30222 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 augustus 2010 (hierna: het besluit) heeft de minister, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Het besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 30 september 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 7 oktober 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
De minister voor Immigratie en Asiel heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2011, waar de minister voor Immigratie en Asiel, vertegenwoordigd door mr. G.M.H. Hoogvliet, advocaat te Den Haag, bijgestaan door Th. Trompetter en W. Scheepens, werkzaam als arts en algemeen directeur onderscheidenlijk manager bij MediFirst, en de vreemdeling, bijgestaan door mr. J.A. Pieters, advocaat te Utrecht en E.J. Kors, voorheen werkzaam als klinisch psycholoog en psychotherapeut bij het Meldpunt Asielzoekers Psychologische Problemen (hierna: het MAPP), zijn verschenen.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. In de grief klaagt de minister, samengevat weergegeven, dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het rapport van het MAPP van 28 augustus 2010 (hierna: het MAPP-rapport) een concreet aanknopingspunt oplevert voor twijfel aan de juistheid van het advies van MediFirst van 6 augustus 2010 (hierna: het MediFirst-advies), zodat hij zich niet zonder nadere motivering op het standpunt heeft kunnen stellen dat het asielrelaas van de vreemdeling positieve overtuigingskracht mist en hij evenmin heeft kunnen volstaan met de stelling dat het MAPP-rapport geen afbreuk doet aan de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas zonder dat daarover een deskundig oordeel beschikbaar is. De minister bestrijdt het oordeel van de voorzieningenrechter dat het besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en ontoereikend is gemotiveerd. Daartoe betoogt de minister, samengevat weergegeven, dat de geconstateerde hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen dan wel tegenstrijdigheden in het relaas van de vreemdeling, antwoorden betreffen op eenvoudige vragen, zoals over zijn herkomst, zodat de conclusie in het MAPP-rapport, evenals in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 9 juni 2008 in zaak nr. 200706131/1; www.raadvanstate.nl, geen afbreuk kan doen aan de beoordeling van het asielrelaas. Voorts heeft de minister betoogd dat uit het rapport van nader gehoor van 20 augustus 2010 niet blijkt dat de vreemdeling vanwege psychische problematiek niet in staat was naar behoren te verklaren.
Ter zitting heeft de minister nader toegelicht dat zowel het onderzoek door MediFirst als het onderzoek door het MAPP momentopnamen zijn, zodat voor de vraag of de vreemdeling gehoord kon worden geen betekenis toekomt aan de, later, in het MAPP-rapport getrokken conclusie.
2.1.1. De minister heeft de vreemdeling, voor indiening van diens asielaanvraag, op 6 augustus 2010 medisch laten onderzoeken door MediFirst. De resultaten van dit onderzoek, waarbij de vreemdeling is gezien door een verpleegkundige, zijn weergegeven in het MediFirst-advies, dat is ondertekend door een arts. Daarin is vermeld dat geen sprake is van medische problematiek die van invloed kan zijn op de verklaringen van de vreemdeling.
Op 18 augustus 2010 en 20 augustus 2010 hebben het eerste gehoor respectievelijk het nader gehoor van de vreemdeling plaatsgevonden.
Op 27 augustus 2010 is de vreemdeling onderzocht door een psychiater van het MAPP. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in het MAPP-rapport. De onderzoeker stelt in de conclusie van het rapport dat met zekerheid kan worden vastgesteld dat sprake is van psychische problemen die interfereren met het vermogen om coherent en consistent te verklaren. Daartoe wordt erop gewezen dat de vreemdeling ruim voldoet aan de criteria voor het bestaan van een posttraumatische stressstoornis en dat een aangepaste vraagtechniek nodig is, omdat hij vaak slechts op één gedeelte van een vraag reageert en zijn abstractievermogen lager is dan dat van een gemiddelde veertienjarige.
2.1.2. Indien en voor zover de minister een MediFirst-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, dient hij zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van te vergewissen dat dit advies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is.
Indien de minister heeft voldaan aan de aldus op hem rustende vergewisplicht, kan een vreemdeling de uitkomst van een MediFirst-advies nog slechts succesvol bestrijden door overlegging van een andersluidend deskundigenadvies.
2.1.3. De gemotiveerde conclusie in het MAPP-rapport, dat met zekerheid kan worden vastgesteld dat sprake is van psychische problemen die interfereren met het vermogen om een coherent en consistent verhaal te doen, is tegengesteld aan de conclusie in het MediFirst-advies, dat geen sprake is van medische problematiek die van invloed kan zijn op de verklaringen van de vreemdeling. Hoewel het MAPP-rapport dateert van na het besluit, is – naar de voorzieningenrechter onbestreden heeft vastgesteld – voorafgaande aan het besluit een signalering van het MAPP overgelegd en het MAPP-onderzoek aangekondigd door de vreemdeling. Voorts is het tijdsverloop tussen de onderzoeken bij MediFirst en het MAPP in deze zaak niet van dien aard dat aan het MAPP-rapport op voorhand geen betekenis kan worden toegekend. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat uit het MAPP-rapport niet kan worden afgeleid dat de geconstateerde psychische problemen zich eerst na het afnemen van het nader gehoor hebben geopenbaard, had het dan ook op de weg van de minister gelegen om nader te onderzoeken of en in hoeverre het MediFirst advies ondanks de inhoud van het MAPP-rapport als draagkrachtige onderbouwing van het besluit kan gelden; bijvoorbeeld door bij MediFirst om een reactie op het MAPP-rapport te verzoeken. Nu de minister dit heeft nagelaten, is de voorzieningenrechter terecht tot het oordeel gekomen dat het besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en ontoereikend is gemotiveerd. Reeds daarom faalt de grief. Aan hetgeen de minister overigens heeft aangevoerd wordt derhalve niet toegekomen.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. De minister, thans de minister voor Immigratie en Asiel, dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de minister voor Immigratie en Asiel tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. H. Troostwijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin
voorzitter
w.g. Zegveld
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2011
43-657.
Verzonden: 5 april 2011
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser