ECLI:NL:RVS:2011:BQ0269

Raad van State

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011757/9/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen provinciaal inpassingsplan Buitenring Parkstad Limburg

Op 1 april 2011 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door de gemeente Kerkrade, de raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade tegen het besluit van de provinciale staten van Limburg. Dit besluit, genomen op 8 oktober 2010, betrof de vaststelling van het inpassingsplan "Provinciaal inpassingsplan Buitenring Parkstad Limburg". De gemeente en de betrokken organen stelden dat zij recht hadden om beroep in te stellen tegen dit besluit. Echter, de Raad van State oordeelde dat de gemeente, de raad en het college geen beroep konden instellen, omdat het vaststellingsbesluit niet gericht was tot hen. Dit is in lijn met artikel 1.4 van de Crisis- en herstelwet, die bepaalt dat niet tot de centrale overheid behorende rechtspersonen geen beroep kunnen instellen tegen besluiten die niet tot hen zijn gericht. De Raad van State verklaarde het beroep derhalve niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door de enkelvoudige kamer, waarbij mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen als lid van de kamer en mr. H.J.C. van Geel als ambtenaar van staat aanwezig waren. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 1 april 2011, en er werd een mogelijkheid tot verzet geboden binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

201011757/9/R1.
Datum uitspraak: 1 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
de gemeente Kerkrade en de raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade,
appellanten,
en
provinciale staten van Limburg,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2010, hebben de gemeente, de raad en het college beroep ingesteld tegen het besluit van provinciale staten van 8 oktober 2010 tot vaststelling van het inpassingsplan "Provinciaal inpassingsplan Buitenring Parkstad Limburg".
Provinciale staten hebben een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
2. Overwegingen
2.1. Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) van toepassing.
Ingevolge artikel 1.4 van de Chw kan in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een niet tot de centrale overheid behorende rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld of een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan geen beroep instellen tegen een besluit, indien dat besluit niet is gericht tot die rechtspersoon of tot een orgaan van die rechtspersoon, onderscheidenlijk tot dat bestuursorgaan of tot de rechtspersoon waartoe dat bestuursorgaan behoort.
2.2. Vaststaat dat de gemeente een niet tot de centrale overheid behorende rechtspersoon is die krachtens publiekrecht is ingesteld. Tevens staat vast dat de raad en het college niet tot de centrale overheid behorende bestuursorganen zijn. Nu het vaststellingsbesluit van 8 oktober 2010 niet een tot de gemeente, de raad en/of het college is gericht besluit is, kunnen zij tegen dit besluit geen beroep instellen.
2.3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.J.C. van Geel, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Geel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2011
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
125-209.