201008104/1/H1.
Datum uitspraak: 30 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Zoetermeer,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 juli 2010 in zaak nr. 09/1531 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer.
Bij besluiten van 30 september 2008 heeft het college vrijstelling en reguliere bouwvergunning aan Uni-Invest B.V. verleend ten behoeve van het oprichten van dakunits op het gebouw op het perceel Bredewater 26 te Zoetermeer.
Bij besluit van 19 januari 2009 heeft het college deze besluiten herroepen en aan Uni-Invest B.V. medegedeeld dat de bouwvergunning op 3 april 2008 van rechtswege is verleend.
Bij besluit van 20 februari 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van
19 januari 2009 in stand gelaten.
Bij uitspraak van 14 juli 2010, verzonden op 21 juli 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 augustus 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 december 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2011, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door M. Bervoets-Siemer en D. Verboom, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Uni-Invest, vertegenwoordigd door mr. A. Franken van Bloemendaal, advocaat te Amsterdam, daar gehoord.
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat er geen aanvraag tot bouwvergunning is ingediend door Uni-Invest. Daartoe voert hij aan dat Uni-Invest de aanvraag om bouwvergunning niet heeft ondertekend.
2.1.1. Vaststaat dat het college op 14 december 2007 een aanvraag om bouwvergunning van Uni-Invest heeft ontvangen die door een gemachtigde is ondertekend en dat de aanvraag op een later tijdstip, voorafgaand aan de besluiten van 30 september 2008, ook expliciet namens Uni-Invest is ondertekend. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat Uni-Invest geen aanvraag om bouwvergunning heeft ingediend.
2.2. Voorts betoogt [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat het college hem heeft misleid door de aanvraag om bouwvergunning onvolledig te publiceren.
2.2.1. Daargelaten of de term "condensor" in de publicatie van de aanvraag om bouwvergunning op 21 december 2007 een goede omschrijving is van de aanvraag om bouwvergunning voor meerdere dakunits, wordt overwogen dat de aanvraag om bouwvergunning ter inzage heeft gelegen evenals het ontwerp van het besluit tot vrijstelling, [appellant] zienswijzen omtrent de aanvraag heeft ingediend en verder tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de besluiten van 30 september 2008 en 19 januari 2009, zodat geen grond aanwezig is voor het oordeel dat [appellant] door de in de publicatie gegeven omschrijving is misleid. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat niet is gebleken dat het college [appellant] opzettelijk heeft misleid. Dat kan evenmin worden afgeleid uit de publicatie van de verlening van de bouwvergunning op 9 oktober 2008.
2.3. Met betrekking tot het betoog van [appellant] dat het college ten onrechte geen leges heeft geheven is eerder door de Afdeling overwogen (uitspraak van 11 februari 2009, zaak nr.
200806464/1) dat de Afdeling onbevoegd is van een dergelijk betoog kennis te nemen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2011