ECLI:NL:RVS:2011:BP9575

Raad van State

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008116/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vrijstelling bestemmingsplan voor seniorenwoningen in Tilburg

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg op 20 maart 2009 het verzoek van [appellante] om vrijstelling van het bestemmingsplan afgewezen. Dit verzoek was gericht op de bouw van twee seniorenwoningen in de tuin van de woning op het perceel [locatie] te Tilburg. Na de afwijzing heeft [appellante] bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar op 13 oktober 2009 ongegrond verklaard en het eerdere besluit in stand gelaten. Hierop heeft [appellante] beroep ingesteld bij de rechtbank Breda, die op 28 juni 2010 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het hoger beroep zijn aangevuld in september 2010.

De Raad van State heeft de zaak op 11 maart 2011 behandeld. Tijdens deze zitting was [appellante] aanwezig, bijgestaan door een gemachtigde, en het college werd vertegenwoordigd door drs. L.M.A. Pols. De Raad overwoog dat ingevolge artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) de gemeenteraad vrijstelling kan verlenen van het bestemmingsplan, mits er een goede ruimtelijke onderbouwing is en er geen bezwaar van gedeputeerde staten is. De Raad concludeerde dat [appellante] in haar verzoek niet voldoende concreet was over de locatie, omvang en bouwhoogte van de woningen, waardoor het verzoek niet voldeed aan de eisen voor een project onder de WRO. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden, en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201008116/1/H1.
Datum uitspraak: 30 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 28 juni 2010 in
zaak nr. 09/5562 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 maart 2009 heeft het college het verzoek van [appellante] om vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen ten behoeve van de bouw van twee seniorenwoningen in de tuin van de woning op het perceel [locatie] te Tilburg, afgewezen.
Bij besluit van 13 oktober 2009 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 20 maart 2009 in stand gelaten.
Bij uitspraak van 28 juni 2010, verzonden op 6 juli 2010, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 augustus 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 15 september 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2011, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door drs. L.M.A. Pols, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders.
2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid heef kunnen weigeren vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen.
2.2.1. Het verzoek van [appellante] van 30 juni 2008 ziet op de bouw van één of twee seniorenwoningen. [appellante] heeft in dit verzoek, alsmede in de daarop volgende procedure, niet aangegeven wat de locatie van de woning(en) is, noch de omvang en bouwhoogte daarvan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 2 maart 2011, zaak nr.
201007153/1/H1, en 2 mei 2007, zaak nr.
200605868/1) moet een project in de mate van concreetheid te onderscheiden zijn van de normering neergelegd in een bestemmingsplan. Hoewel de wetgever het begrip 'project' niet nader heeft gedefinieerd betekent dit niet dat iedere activiteit die in ruimtelijke zin in plaats, afmeting en functie is te begrenzen, zich leent voor de toepassing van de projectprocedure als bedoeld in artikel 19 van de WRO. In aanmerking genomen dat de omvang, locatie en bouwhoogte van de woning(en) niet is aangegeven, is het verzoek van [appellante] niet voldoende concreet en ziet het niet op een project. Het college heeft haar verzoek dan ook terecht, zij het op andere gronden, afgewezen. De rechtbank heeft dat niet onderkend. Dit leidt echter niet vernietiging van de aangevallen uitspraak nu de rechtbank het beroep terecht ongegrond heeft verklaard.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de Afdeling niet toe aan een bespreking van het betoog van [appellante] dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen.
Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2011
357-672.