ECLI:NL:RVS:2011:BP9330

Raad van State

Datum uitspraak
17 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100201/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • M.A.A. Mondt-Schouten
  • C.J. Borman
  • D. van Leeuwen
  • H.H.C. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, die op 10 december 2010 een besluit van de staatssecretaris van Justitie om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel af te wijzen, heeft vernietigd. De rechtbank had bepaald dat de minister binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit moest nemen. De vreemdeling heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld, dat op 6 januari 2011 bij de Raad van State is ingediend. De minister voor Immigratie en Asiel heeft een verweerschrift ingediend, waarna het onderzoek is gesloten.

De Raad van State overweegt dat de aangevoerde gronden in het hoger-beroepschrift niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank kunnen leiden, omdat deze geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. Echter, de Raad constateert dat de uitspraak van de rechtbank niet de beslissing vermeldt, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. Hierdoor komt de uitspraak voor vernietiging in aanmerking.

De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank, maar bevestigt deze voor het overige. De Raad doet dit in naam der Koningin en stelt vast dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 17 maart 2011 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met de voorzitter en leden die de beslissing hebben vastgesteld.

Uitspraak

201100201/1/V3.
Datum uitspraak: 17 maart 2011
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 10 december 2010 in zaak nr. 10/4812 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2010 heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 10 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen zes weken na verzending van die uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 6 januari 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De minister voor Immigratie en Asiel heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000, met dat oordeel volstaan.
2.2. De Afdeling overweegt ambtshalve dat de aangevallen uitspraak de beslissing van de rechtbank niet vermeldt. De aangevallen uitspraak is derhalve in strijd met artikel 8:77, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht en komt om die reden voor vernietiging in aanmerking.
2.3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, doch uitsluitend voor zover de rechtbank daarbij heeft nagelaten het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 2 februari 2010 gegrond te verklaren. Doende hetgeen de rechtbank had behoren te doen, zal de Afdeling dit beroep alsnog gegrond verklaren.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 10 december 2010 in zaak nr. 10/4812, voor zover het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 2 februari 2010 niet gegrond is verklaard;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Van Leeuwen
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2011
373-654.
Verzonden: 17 maart 2011
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser