ECLI:NL:RVS:2011:BP9330
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.A.A. Mondt-Schouten
- C.J. Borman
- D. van Leeuwen
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, die op 10 december 2010 een besluit van de staatssecretaris van Justitie om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel af te wijzen, heeft vernietigd. De rechtbank had bepaald dat de minister binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit moest nemen. De vreemdeling heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld, dat op 6 januari 2011 bij de Raad van State is ingediend. De minister voor Immigratie en Asiel heeft een verweerschrift ingediend, waarna het onderzoek is gesloten.
De Raad van State overweegt dat de aangevoerde gronden in het hoger-beroepschrift niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank kunnen leiden, omdat deze geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. Echter, de Raad constateert dat de uitspraak van de rechtbank niet de beslissing vermeldt, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. Hierdoor komt de uitspraak voor vernietiging in aanmerking.
De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank, maar bevestigt deze voor het overige. De Raad doet dit in naam der Koningin en stelt vast dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 17 maart 2011 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met de voorzitter en leden die de beslissing hebben vastgesteld.