ECLI:NL:RVS:2011:BP9303
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- I.S. Vreken
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet ontvankelijk verklaard wegens intrekking op misverstand
In deze zaak heeft de Raad van State op 18 maart 2011 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling had op 24 januari 2011 hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de minister van Justitie. Op dezelfde dag trok hij dit hoger beroep echter weer in. Later, op 31 januari 2011, heeft de gemachtigde van de vreemdeling medegedeeld dat deze intrekking op een misverstand berustte, omdat de informatie die aan de intrekking ten grondslag lag, betrekking had op een andere persoon. De Raad van State oordeelde dat deze omstandigheid aan de vreemdeling toe te rekenen was en dat er geen sprake was van dwaling. Hierdoor kon de intrekking niet ongedaan worden gemaakt.
De Raad overwoog verder dat, voor zover de brief van 31 januari 2011 als een nieuw hoger beroep moest worden aangemerkt, dit niet tijdig was ingesteld. De termijn voor het indienen van hoger beroep was volgens artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 op 24 januari 2011 geëindigd. De vreemdeling had geen feiten of omstandigheden aangevoerd die erop wezen dat hij niet in verzuim was geweest. De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de Raad van State de beslissing bevestigde dat het hoger beroep niet ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.